OPSTELLING
1
1. Zorg dat de machine op een
stabiel oppervlak staat.
VÓÓR HET INBINDEN
1
1. Selecteer de correcte
draadkamdiameter met
behulp van de kamopslagbak.
INBINDSTAPPEN
1
Max 15
30
(80 g/m
)
2
1. Pons vellen in kleine
hoeveelheden die de
machine of de gebruiker
niet overbelasten.
5
5. Duw de draadsluithefboom naar
voren. Op de bewegende klauw
staat de sluitafstand aangegeven.
Sluit de klauwen tot de
draaddiktemeter de maat aangeeft
van de draad die gesloten wordt.
2
2. Controleer of de afvalbak
leeg en correct gemonteerd is.
2
2. Hang de geselecteerde
draadkam aan de
draadkamondersteuning.
2
2. Begin met het achterste blad.
Plaats geponste vellen direct op
de geopende draadkam.
6
6. Controleer de gesloten naad.
Als de naad niet goed sluit, kan
het document opnieuw in de
klauwen geplaatst worden en
opnieuw gesloten worden.
3
3. Til het deksel op. Zorg dat de
draadsluithefboom naar achteren
is geduwd.
3
3. Test ponsafvalvellen om de
instelling van de randgeleiding
te testen.
3
3. Pons het voorblad en hang
het op. Pons en hang de
overige bladen op.
7
7. Om de naad te verbergen,
slaat u het achterste vel naar
achteren. Het voorblad is nu
zichtbaar. De naad is nu in het
document verborgen.
4
4. Hef de ponshendel omhoog
totdat deze rechtop staat.
4
4. Til de draadkam omhoog van de
haken af. Plaats voorzichtig in het
geopende draadsluitmechanisme.
Zorg dat de draadkam geopend
is en de bodem van het
mechanisme raakt.
8
8. Controleer of de naad overal
goed aansluit. Als de binding los
is, kunnen er vellen loslaten. Bij
een goede sluiting blijven alle
vellen vast zitten.
23