Comfort- en beveiligingsfuncties
Het toestel bevindt zich tijdelijk, tot de volgende spanningson-
derbreking, in het Standard-bedrijf.
5.2
Beveiligingsfuncties
De kamertemperatuurregelaar beschikt over beveiligingsmaatrege-
len ter vermijding van schade aan de volledige installatie.
5.2.1 Ventielbeschermingsfunctie
In tijdsruimten zonder ventielaansturing (bv. buiten de verwarmings-
periode), worden alle ventielen cyclisch geopend. Daardoor wordt
een vastzetten van de ventielen verhinderd (parameters 190 en 191).
DEU
5.2.2 Vorstbeschermingsfunctie
ENG
De antivriesfunctie is enkel actief indien de levensstijlfunctie
FRA
"Uitzetten"
NDL
NDL
Wanneer de "Uitzetten" levensstijlfunctie ingesteld is, heeft de ka-
merthermostaat een antivriesfunctie (parameter 161). Wanneer de
ITA
temperatuur beneden de antivries beschermingstemperatuur zakt,
worden alle aangesloten aandrijvingen geactiveerd, afhankelijk van
ESP
de NC/NO parametrering, en worden de kleppen geopend.
5.2.3 Dauwpuntdetectie (enkel RD x5203-60)
Om in staat te zijn het dauwpunt te meten, dient een dauwpunt-
sensor (TPS) aangesloten te worden aan de kamerthermostaat en
geparametreerd via parameter 040.
Indien de "Koelen" bedieningsmodus actief is en een dau-
wpuntsensor aangesloten en geparametreerd is, dient de
output van de aandrijver geactiveerd resp. gedesactiveerd
te worden, afhankelijk van parameter 110.
98
ingesteld is.