Nr.
Omschrijving
Externe sensor (enkel Control)
Registratie van een externe kamer-/vloersen-
sor of dauwpuntsensor (TPS). De registratie
van een kamersensor (1) desactiveert de inter-
ne sensor. Indien een vloersensor (2) gebruikt
wordt, kan de minimum vloertemperatuur
040
ingesteld worden via het instelmenu in de
functie "Externe vloersensor".
Een vloersensor (2) kan enkel gebru-
ikt worden in de "Verwarmen ( )
bedieningsmodus.
Correctie reële temperatuur externe
sensor (enkel Control)
041
Corrigeert een afwijkende meting van de
reële temperatuur.
De dauwpuntsensor omkeren (enkel
voor controle)
Keert de bedieningsrichting van de gere-
042
gistreerde dauwpuntsensor om met het
toestel.
NO = Normaal open
NC = Normaal gesloten
Duur van de displayverlichting
Stelt de duur in, dat het display na de be-
050
diening verder verlicht wordt.
Signalering schakeluitgang
Signaleert de aansturing van actuators
090
door een knipperend verwarmen- resp.
koelensymbool.
Werkzin schakeluitgang
Stelt de werkzin van aangesloten actuators
110
in:
• Normally closed (NC)
• Normally open (NO)
Bediening
Instelling
0 = geen externe
sensor
1 = Kamersensor
2 = Vloersensor
3 = Dauwpuntsensor
(TPS)
Standaard: 0
-2 ... +2 °C
Standaard: 0 °C
0 = NC
1 = NO
Standard: 0
0 ... 30 sec.
in 5 sec. stappen
Standaard: 15 sec
0 = gedeactiveerd
1 = geactiveerd
Standaard: 1
0 = NC
1 = NO
Standaard: 0
DEU
ENG
FRA
NDL
NDL
ITA
ESP
95