Timerfunctie indicatie lamp.
6
Gaat branden wanneer de timerfunctie 9 is ingeschakeld.
Continu ontvochtigen indicatie lamp.
7
Gaat branden wanneer de functie continu ontvochtigen 8 geselcteerd is.
Toets voor selectie continu ontvochtigen of automatisch ontvochtigen.
8
Toets om de automatische timer in- of uit te schakelen.
9
Toetsen om de ingestelde luchtvochtigheid te wijzigen, of de tijden voor de timer in
te stellen.
Toets om de ventilatorsnelheid in te stellen.
Toets om de ontvochtiger in- en uit te schakelen.
BEDIENING
1.
Steek de stekker in het stopcontact.
2.
Zorg ervoor dat het waterreservoir juist geplaatst is. Als het apparaat voor de eerste
maal gebruikt wordt en lampje 3 gaat branden, neem dan het waterreservoir uit het
apparaat en plaats het in de juiste positie terug.
3.
Druk op toets om de ontvochtiger in te schakelen. Het indicatie lampje 1 zal
gaan branden. Met de insteltoetsen kan de gewenste luchtvochtigheid ingesteld
worden. De hygrostaat is instelbaar van 35% tot 85%. Met elke druk op de toetsen
wordt de ingestelde waarde met 5% verhoogd of verlaagd.
De ontvochtiger begint te ontvochtigen wanneer de luchtvochtigheid in de ruimte hoger
is dan de ingestelde waarde. Bij het bereiken van de ingestelde waarde slaat het apparaat
automatisch af, om opnieuw in werking te treden wanneer de luchtvochtigheid in de
ruimte weer stijgt.
Er kan ook worden gekozen voor continu bedrijf. Druk hiervoor op toets 8, waarna
het indicatorlampje 7 gaat branden. De luchtonvochtiger zal nu blijven ontvochtigen,
ongeacht de luchtvochtigheid in de ruimte.
4.
De ventilatorsnelheid kan aangepast worden met toets . Het apparaat heeft twee
ventilatorsnelheden: Laag (het indicatie lampje 2 brandt), Hoog (het indicatie lampje
2 is uit).
5.
Indien gewenst kan er gebruik worden gemaakt van de timer functie.
1
36