Fig. 5
Fig. 6: Zorg ervoor dat de
waterstroom niet door
een verhoging in de slang
geblokkeerd wordt.
Fig. 7: Zorg ervoor dat de
waterstroom niet door een
knik in de slang geblokkeerd
wordt.
Instellen van de uitschakel periode
Schakel de unit in met toets en druk op toets 9. Het indicatie lampje 6 gaat branden.
Met de toetsen kan de gewenste uitschakel periode worden ingesteld. Voor de eerste
10 uren wordt de uitschakelperiode per druk op de toetsen met een half uur verhoogd
of verlaagd. Daarna zal bij ieder druk op de toetsen de tijd één uur versteld worden.
Wacht, na het instellen van de uitschakelperiode, drie seconden en het display zal
automatisch terugkeren naar de bedrijfsstand. De unit zal nu automatisch worden
uitgeschakeld na het verstrijken van de ingestelde tijdsperiode.
Instellen van de inschakel tijdperiode
Zorg ervoor dat de unit is uitgeschakeld. Druk op toets 9, het indicatie lampje 6 gaat
branden. Met de toetsen kan de gewenste inschakel tijdsperiode worden ingesteld.
Voor de eerste 10 uren wordt de inschakelperiode per druk op de toetsen met een
half uur verhoogd of verlaagd. Daarna zal bij ieder druk op de toetsen 10 de tijd één uur
versteld worden.
De unit zal nu automatisch worden ingeschakeld na het verstrijken van de ingestelde
tijdsperiode.
Uitschakelen timerfunctie
De timerfunctie kan worden uitgeschakeld door de unit in en uit te schakelen met toets
of door de timer tijdsperiode in te stellen op 0,0 uren.
6. Druk op toets om het apparaat uit te schakelen.
WATERAFVOER
Wanneer het waterreservoir vol is, gaat het 3-lampje branden en slaat de ontvochtiger
automatisch af. Leeg het reservoir en plaats het in de juiste positie terug. Het apparaat
treedt vervolgens opnieuw in werking.
Indien gewenst is het mogelijk een afvoerslang aan het apparaat te bevestigen voor een
permanente waterafvoer. Ga hierbij als volgt te werk:
Constante waterafvoer
1.
Verwijder de rubberdop aan de achterzijde van het apparaat (a) en berg hem veilig
op (fig 5).
2.
Bevestig de waterslang aan de waterafvoer van het apparaat (fig 5). Zorg ervoor dat
de aansluiting van de waterslang op de waterafvoer van het apparaat goed vastzit en
er geen water uitlekt.
3.
Leid de waterslang vervolgens naar een afvoerputje in de vloer of een andere
geschikte afvoer. Deze afvoer moet zich op een lager punt bevinden dan de
waterafvoer van het apparaat.
1
37