week, anders eenmaal per week. De maaihoogte moet tussen 4 en 6
cm liggen en het gras moet 4 tot 5 cm groeien voordat u het opnieuw
afrijdt. Mocht het gras ooit wat langer worden, maak dan achteraf niet
de fout het gras direct in één keer op de normale hoogte terug te sni-
jden. Dit schaadt het gazon. Snij dan nooit meer dan de helft van de
grashoogte terug.
De onderkant van het koetswerk van de maaier schoon houden en
afgezet gras zeker verwijderen. Afgezet materiaal bemoeilijkt het
starten, doet afbreuk aan de maaikwaliteit en belemmert het uitwer-
pen van het gras.
Op hellingen moet de maaibaan steeds dwars over de helling ver-
lopen. Het wegglijden van de maaier kan door schuin omhoog ver-
plaatsen worden voorkomen.
Kies de maaihoogte al naargelang de werkelijke lengte van het gras.
Rijd het gras in meerdere beurten af, zodat het gazon per beurt maxi-
maal 4 cm korter wordt gereden.
Voordat u eender welke controles aan het mes uitvoert zeker de
motor afzetten. Denk eraan dat het mes na het afzetten van de mo-
tor nog enkele seconden blijft draaien. Probeer nooit om het mes
te stoppen. Controleer regelmatig of het mes correct bevestigd, in
perfecte staat en goed geslepen is. Zo niet, het mes slijpen of ver-
vangen. Indien het roterende mes een voorwerp raakt, de maaier
uitschakelen en wachten tot het mes helemaal stilstaat. Controleer
vervolgens de toestand van het mes en de meshouder. Indien die be-
schadigd zijn moeten ze worden vervangen.
Zodra tijdens het gras afrijden grasresten blijven liggen, moet de op-
vangkorf leeg worden gemaakt. Let op! Alvorens de opvangkorf eraf
te nemen de motor afzetten en wachten tot het maaigereedschap tot
stilstand is gekomen.
Anl_PE_ARM_36_Li_SPK7.indb 131
Anl_PE_ARM_36_Li_SPK7.indb 131
- 131 -
NL
07.12.15 13:37
07.12.15 13:37