Verbinden met de accu.
Sluit de AC-stekker pas aan als alle andere verbindingen zijn gemaakt. Identificeer de juiste polariteit van de polen op de accu. Maak geen verbindingen met de carburateur,
brandstofleidingen of met dunne plaatwerkdelen. De onderstaande aanwijzingen zijn voor een negatief geaard systeem (het meest gebruikelijke). Als uw voertuig een positief geaard
systeem heeft (zeer ongebruikelijk), volg dan de onderstaande aanwijzingen in omgekeerde volgorde op.
1.) Sluit de positieve (rode) aansluitklem met oog aan op de positieve (POS,P,+) accupool.
2.) Sluit de negatieve (zwarte) aansluitklem met oog aan op de negatieve (NEG,N,-) accupool.
3.) Steek de acculader in een daarvoor geschikt stopcontact. Kijk niet naar de accu wanneer u deze verbinding maakt.
4.) Als u loskoppelt, koppel dan los in omgekeerde volgorde en verwijder eerst de negatieve klem (of eerst de positieve klem voor positief geaarde systemen).
Beginnen met opladen.
1.) Controleer de spanning en de chemische samenstelling van de accu.
2.) Controleer of u de batterijklemmen of aansluitkabels met oog correct hebt aangesloten en of de wisselstroomstekker van de lader in een stopcontact zit.
3.) [Eerste gebruik] De lader begint in Standby-modus en er licht een oranje led op. In de modus 'Standby' levert de lader geen stroom.
4.) Druk de 'mode'-toets in om de geschikte laadmodus te kiezen (drie seconden lang ingedrukt houden om een geavanceerde laadmodus te selecteren) in functie van de spanning
en samenstelling van uw batterij.
5.) De modus-led licht op bij de gekozen laadmodus en de laadledlampjes lichten op (naargelang de gezondheid van de batterij) om aan te geven dat het laadproces van start is
gegaan.
6.) De lader kan nu te allen tijde op de accu blijven aangesloten om voor onderhoudsladen te zorgen.
Automatisch geheugen: De lader heeft een ingebouwd automatisch geheugen en keert terug naar de laatste oplaadmodus als hij wordt aangesloten. Druk op de modusknop om na
het eerste gebruik van modus te veranderen.