Productbeschrijving
Algemeen
Veiligheid-
temperatuurbegrenzing
Veiligheids-
ventiel
Aandrijving en opbouw
BOGE Bedrijfsvoorschrift voor schroefcompressor-module serie CM 9
Produkt.pm6.5 - NL
2.5
Veiligheden en signalerings-apparatuur
Let op!
Het bedrijf van de compressor zonder de ingebouwde veiligheidsinrichtingen
is verboden. De veiligheidsinrichtingen mogen niet gedemonteerd of buiten
bedrijf gezet worden.
De veiligheid-temperatuurbegrenzing (Pt 1000 temperatuursensor serie)
moet voor de eerste inbedrijfstelling op de door de klant geïnstalleerde stu-
ring aangesloten worden (moet voor de eerste inbedrijfstelling aan de door
de klant voorziene sturing aangesloten worden (zie in dit verband de maat-
tekening op pagina 2.8). Wanneer de maximaal toegelaten compressie-eind-
temperatuur bereikt wordt, moet de compressor uitgeschakeld worden.
Wordt de minimale temperatuur niet bereikt dan mag de compressor niet in-
geschakeld worden (temperaturen zie pagina 3.3).
1
De CM 9 schroefcompressor kan zowel met E- als met verbrandingsmotor aan-
gedreven worden. De draairichting van de aandrijfas is door een pijl geken-
merkt. Wanneer de aandrijfas in verkeerde richting loopt wordt de compressor
in een fractie van seconden beschadigd. Bij de keuze van de aandrijfkoppeling
moet op de ongelijkvormigheidsgraad van verbrandingsmotoren gelet worden.
Wij raden aan het torsiekritische toerental opnieuw te berekenen, ook rekening
houdend met het feit dat een cilinder van de verbrandingsmotor uitzet. De
schroefcompressormodule is spanningsvrij (mechanisch) op de aandrijving en
op de drukleiding via de in de maattekening voor compressoren aangegeven
aansluitingen aan te sluiten. De perslucht komt met ca. 70 – 95°C aan het blok
naar buiten. Hier raden wij een persluchtnakoeler aan. Bovendien moet een
oliekoeler geïnstalleerd worden. De af te voeren warmtehoeveelheid bedraagt
ongeveer 80% van het geïnstalleerde aandrijfvermogen.
Deze module werd ook voor de aandrijving door V-riemen gebouwd en ver-
draagt zo ook een grotere dwarskracht (dus een in radiale richting werkende
kracht) op de aandrijftap. Bij 20000 uren theoretische levensduur (bij 4500 rpm
met 10% uitvalwaarschijnlijkheid) van de walslagers kan een dwarskracht van
maximum 1000 N de tap aantasten. Bij een dwarskracht met wisselende rich-
ting, zoals een onbalans, bedraagt het maximum 250 N. Het aanvalspunt van
de dwarskracht moet op de aandrijftap liggen. Indien een riemschijf op een ver-
lenging van de aandrijftap moet aangebracht worden dan moet overleg ge-
pleegd worden met BOGE. Axiale krachten op de aandrijftap moeten vermeden
worden; alleen krachten kleiner dan 20 N zijn zonder problemen. Het traagheid-
moment van de fase bedraagt ongeveer 0,0025 kgm². Een naar de tap overge-
dragen draaimoment dat tussen 0 en het dubbele van het nominale koppel
schommelt is voor de fase en de pasveer ongevaarlijk. Wanneer de aandrijving
zoals bijvoorbeeld een verbrandingsmotor een ongelijkvormigheid genereert
die tot de lopende wissel van de draaimomentrichting tijdens elke omwente-
ling leidt, dan moet wegens de belasting van de rotortandflanken en de pas-
veer overleg gepleegd worden met BOGE. Daarbij moet ook rekening gehou-
den worden met het geval dat een wisseldraaimoment alleen tijdens langere
nullasttijden optreedt.
Het veiligheidsventiel
en olievat voorkomt het overschrijden van
de maximaal toelaatbare druk. Bij een te
hoge druk (bijv. als gevolg van een onjuist
ingestelde drukschakelaar) laat het de
totale capaciteit van de compressor ont-
snappen.
op het perslucht-
Pagina 2.7