ALVORENS TE BEGINNEN
Er zijn veel factoren die bepalend zijn voor de keuze van de
juiste schuifhekaandrijving. Als we uitgaan van een goed
functionerend hek, vormt het "in beweging zetten" de moeilijkste
fase. Als het hek eenmaal in beweging is, is het benodigde
vermogen meestal aanzienlijk geringer.
• Afmetingen van het hek: De afmetingen van het hek vormen een
zeer belangrijke factor. Een licht maar lang hek heeft veel meer
kracht nodig om in beweging te komen (lang = >5m) dan een kort
en zwaarder hek.
WIND KAN HET HEK AFREMMEN OF SPANNINGEN
VEROORZAKEN EN HET BENODIGDE VERMOGEN STERK
VERHOGEN.
• Hekgewicht: De vermelding van het hekgewicht betreft slechts
een globale aanduiding, die zeer sterk van het werkelijke verbruik
kan afwijken. Voorbeeld: Een licht hek dat slecht rolt, heeft
eventueel een grotere aandrijving nodig dan een zwaarder,
licht lopend hek.
NB: Een schuifhek moet coulissegeleiding hebben, d.w.z. het
mag niet mogelijk zijn dat het hek uit de geleiding beweegt.
Er moet in beide richtingen een eindaanslag aanwezig zijn!
• Temperatuur: Lage buitentemperaturen kunnen het in beweging
zetten van het hek bemoeilijken (veranderingen van de ondergrond
etc.) of verhinderen. In zulke gevallen moet eveneens een grotere
aandrijving worden overwogen. Hoge buitentemperaturen kunnen
de temperatuurbeveiliging eerder in werking zetten.
• Werkfrequentie/Inschakelduur: De schuifhekaandrijvingen hebben
een maximale Inschakelduur van ca. 30% (bijv. 30% van een uur).
NB: De aandrijvingen zijn er niet voor gemaakt permanent op de
maximale inschakelduur te werken (continubedrijf). Als de aandrijving
te warm wordt, schakelt deze zichzelf uit totdat hij weer de
inschakeltemperatuur heeft bereikt. De buitentemperatuur en het
hek vormen belangrijke factoren voor de daadwerkelijke
inschakelduur.
• Veiligheid: Een schuifhekaandrijving dient met knipperlicht,
contactstrips en desgewenst met extra fotocellen te worden beveiligd.
Houd in elk geval rekening met de voor u toepasselijke normen en
bepalingen.
CONTROLELIJST INSTALLATIE – VOORBEREIDINGEN
Controleer vóór de montage de inhoud van de verkoopverpakking op
volledigheid. Zie erop toe dat uw hekinstallatie foutloos functioneert.
Het hek moet gelijkmatig en stootvrij lopen, hij mag nergens blijven
hangen. Denk eraan dat de ondergrond in de winter enkele
centimeters omhoog kan komen. Een stabiel hek met zo weinig
mogelijk speling is van belang om storende slingerbewegingen te
voorkomen.
Schrijf op welk materiaal u nog nodig hebt (afb.1) en zorg ervoor dat
alles aanwezig is als u met de montage begint. Kleefanker (stabiele
pluggen), schroeven, aanslagen, kabels, verdeeldozen, gereedschap
etc.
MONTAGEOVERZICHT
De aandrijving moet zodanig achter de muur worden aangebracht
dat er geen gedeelte in de hekopening uitsteekt. Op de ingelegde
bodemplaat wordt de motor gemonteerd. De getoonde tandstang
dient met behulp van de bevestiging aan het hek te worden
aangebracht.
Stel vast op welke hoogte van het hek de tandstang het best kan
worden gemonteerd en bepaal aan de hand daarvan de
montageafmetingen voor motoreenheid en bodemplaat. Wanneer de
hekconstructie niet geschikt is voor het bevestigen van de tandstang,
moet een bevestigingsprofiel (hoekprofiel, profielbuis etc.) worden
gemonteerd.
MONTAGE VAN DE AANDRIJVINGSBODEMPLAAT
De aandrijfbodemplaat kan worden ingebetonneerd of eventueel ook
vastgelast. Het montageoverzicht toont de gebruikelijke plaats voor de
bodemplaat. De betonnen sokkel dient een overeenkomstige afmeting
te hebben (ca. 50cmx50cmx50cm).
Aanwijzing: Als het niet mogelijk is vóór de montage precies de
hoogte van het voetstuk en de afstand van het hek vast te stellen, is
het raadzaam eerst de tandstangen te monteren en pas daarna de
bodemplaat in te betonneren. De tandstangen worden met behulp
van de afstandhouders ca. 40mm naar binnen geschoven.
De afstand van de onderkant van de tandstang tot aan de
bodemplaat bedraagt: ca. 8 - 9cm. De bodemplaat kan ook later nog
enkele centimeters in hoogte en diepte worden aangepast, maar het
is het raadzaam zo nauwkeurig mogelijk te werken.
MONTAGE VAN DE MOTOR- EN AANDRIJFEENHEID
De aandrijving wordt op de schroefdraadbout van de bodemplaat
geplaatst. De hoogte moet zo worden ingesteld dat er tussen tandwiel
en tandstang een afstand van ca. 1 - 2 mm zit. Het hekgewicht mag
niet op het tandwiel steunen! Met behulp van de slobgaten kan de
aandrijving zo worden ingesteld dat haar ligging ten opzichte van de
tandstang overeenkomt met de montageafmetingen.
MONTAGE VAN DE TANDSTANG
The easiest way to fit the rack bar is to first place it on the motor's
drive cog, disengage the motor and, by pushing the gate further with
the rack bar, screwing the bar bit by bit firmly in position. In this way,
you ensure that the rail bar engages with the cog wheel in an optimum
manner. While doing this, do not forget to mark each fixing point.
AANDRIJVING ONTGRENDELEN (HANDBEDIENING)
Om het hek bij stroomuitval met de hand te kunnen bedienen, is een
afsluitbare ontgrendeling ingebouwd. De ontgrendeling is
weergegeven in afbeelding 5. Hierdoor kan de koppeling worden
losgemaakt die de verbinding vormt tussen tandwiel en
aandrijfmechanisme.
Ontgrendelen: steek de cilindersleutel in het slot en draai deze
180 graden. Vervolgens draait u de ontgrendelingshendel eveneens
1
180 graden. Klaar.
MONTAGE VAN DE EINDSCHAKELAAR (AAN HET HEK)
De eindschakelaars worden gemonteerd als getoond in afbeelding
6A,B en 9A,B
Eén eindschakelaar-magneet heeft de benaming A (1), de andere B (2).
Steek de eindschakelaar daar op de tandstang waar zich ongeveer
de latere eindpositie bevindt. De magneet wijst naar de motor. De
schakelaar (contact) bevindt zich in het midden van de motor.
Schroef de bevestigingsbeugel er eerst alleen provisorisch op of
steek deze slechts lichtjes op de tandstang.
Let op: Pas op bij het monteren van de magneten op de
tandstang (afb. 9A+B).
Magneet A (1) = links
Magneet B (2) = rechts
3
A-C
2
4
A-D
4
5
6
+
nl-2
9