Waarschuwingen (verv.)
• Indien mogelijk moet de aanbrengplek een ledemaat zijn zonder arteriële
katheter, bloeddrukmanchet of intraveneuze lijn.
• Vermijd plekken met veel beweging. Probeer de patiënt stil te houden of
verplaats de sensor naar een andere plek met minder beweging.
• Slecht functionerende hemoglobine of intravasculaire kleurstoffen
kunnen onnauwkeurige metingen opleveren.
• Zorg ervoor dat de meetplek niet te zwaar gepigmenteerd is of sterk
gekleurd. Nagellak, kunstnagels, kleurstoffen of gepigmenteerde crème
kunnen onnauwkeurige metingen opleveren. In zulke gevallen moet u de
sensor anders plaatsen of een andere sensor voor gebruik op een andere
meetplek kiezen.
• Bedek de sensor met ondoorzichtig materiaal indien er sprake is van
sterk of buitengewoon veel licht (infrarode lampen, OK-lampen,
fototherapie). Het niet in acht nemen van deze instructies kan
onnauwkeurige metingen opleveren.
• Zorg dat de connector niet met een vloeistof in aanraking komt.
• Inspecteer de sensorplaats elke 2 à 3 uur op integriteit van de huid,
correcte optische uitlijning en circulatie distaal van de sensorplek.
Huidirritatie of verkleuring kan optreden als de sensor te lang op één
plek zit. Verplaats de sensor elke vier uur naar een andere meetplek of
vaker als de circulatie of de integriteit van de huid daartoe aanleiding
geeft. Als de lichtbron niet recht tegenover de detector zit, breng de
sensor dan opnieuw aan, of kies een andere sensor voor gebruik op een
andere plek.
• Gebruik een sensor niet tijdens MRI-onderzoek. Dit kan brandwonden
of onnauwkeurige metingen opleveren.
• Alleen M1191BL: gebruik de sensor M1191BL niet met een verleng- of
adapterkabel.
• Alleen M1195A: baby's bewegen veel; maak de sensorkabel van de
M1195A-sensor op een baby daarom met tape vast zodat de sensor niet
van de vinger kan losraken. Plaats de sensor indien nodig op een andere
vinger of op een andere plaats (teen).
31