Sunagaz 4000 V - ref. 021 697 - 021 698
2.8. Reden van een slechte werking
Situatie
De elektrode geeft geen vonk.
De elektrode geeft vonken
maar de brander gaat niet
aan.
De brander slaat aan maar
gaat in veiligheid.
De ketel is luidruchtig
De ketel is te koud tegenover
de aanvraag van de regeling
De ketel is te warm tegenover
de aanvraag van de regeling.
2.9. Aflezen van de foutcodes
F2
De sonde van de verwarmingsketel
onderbroken of er is een kortsluiting.
F3
De ketel staat in oververhittingsveiligheid.
F4
De warmwatersonde onderbroken of er is
een kortsluiting.
Gebruiksaanwijzing "1199"
Waarschijnlijke redenen
De ketel is niet onder spanning.
Er is geen aanvraag voor
verwarming.
Onregelmatigheid in de
ontstekingscircuit.
Onregelmatigheid in de
luchtomloop
De gaskraan is gesloten.
De gasdruk op het net is te laag.
De elektroklep van de
gasregelblok opent zich niet.
De ketel staat in
oververhittingsveiligheid
(code F3).
Te veel van lucht
Laag niveau van CO
(<5%)
2
Er is geen vlamdetectie.
De gasdruk op het net is te laag.
Onregelmatigheid op de
hydraulische omloop.
De instelling van de
keteltemperatuur is te laag.
Er is geen debiet in de
radiatorenomloop.
Sunagaz 4000 VI - 021 699
-
Aktie
-
De lijn 230 V kontroleren.
-
De instelling van de keteltemperatuur regelenen
eventueel de kamerthermostaat regelen om een
aanvraag van verwarming te veroorzaken.
-
De ontstekingselektrode en aansluitingen controleren.
-
De elktronische doos kontroleren.
-
De ventilator kontroleren.
-
De pressostaat kontroleren.
-
De goede aansluiting en de goede werkingstaat van
de drukopnemingsbuisen kontroleren.
-
Omlopen lucht en verbrande gassen kontroleren.
-
De gaskraan openen.
-
De druk aan de ingang kontroleren en ontluchten.
-
De gasregelblok en aansluitingen kontroleren.
-
De elktronische doos kontroleren.
-
De reden van deze oververhitting verwijderen en de
oververhittingsthermostaat opnieuw inschakelen.
-
Het diafragma afstellen (zie bl.9)
-
De goede staat en aansluitingen van de ionisatie
elektrode kontroleren.
-
De aardekablering kontroleren.
-
De elktronische doos kontroleren.
-
De filter kontroleren (ingang gasblok of gasvoeding)
en hem reinigen indeien nodig.
-
De goede werking van de elektrogaskleppen
kontroleren (volledige opening).
-
Kontroleren dat de hydraulische omloop goed ontlucht
is.
-
De hydraulische druk kontroleren (1,5 tot 2 bar).
-
De instelling van de keteltemperatuur hoger zetten.
-
Wanneer de ketel uitgerust is met een regeling in
funktie van de buitentemperatuur, moet de instelling
van de keteltemperatuur op maximum geplaatst
worden.
-
De elektrische voeding van de circulatiepomp
kontroleren.
-
De snelheid van de circulatiepomp kontroleren.
-
De thermostatische kranen van de installatie
kontroleren.
19