3
4
Na het aanbrengen van de accu brandt
de LED (3) op de acculader – zie "LED
op de acculader".
De laadprocedure start zodra de
LED's (4) op de accu groen branden –
zie "LED's op de accu".
De laadduur is afhankelijk van diverse
factoren, zoals de staat van de accu, de
omgevingstemperatuur, enz. en kan
daarom afwijken van de opgegeven
laadduur – zie "Technische gegevens".
Tijdens de werkzaamheden loopt de
temperatuur van de accu in het apparaat
op. Als een warme accu in de acculader
wordt geplaatst, kan het nodig zijn de
accu voor het laden te laten afkoelen.
Het laden start pas als de accu is
afgekoeld. De laadduur kan oplopen
door de tijd die nodig is voor het
afkoelen.
Tijdens het laden worden de accu en de
acculader warm.
Acculader AL 300
De acculader is uitgerust met een
ventilator voor de koeling van de accu.
De ventilator is tijdens het gebruik
hoorbaar.
KGA 770
Acculader AL 100
De acculader begint pas met laden
zodra de accu uit zichzelf is afgekoeld.
De afkoeling van de accu wordt
verzorgd via de warmteafgifte aan de
omgevingslucht.
Laadeinde
Als de accu geheel is geladen, schakelt
de acculader automatisch uit, dan:
gaan de LED's op de accu uit
–
gaat de LED op de acculader uit
–
schakelt de ventilator de acculader
–
uit (indien geïnstalleerd in de
acculader)
De geladen accu na het beëindigen van
het laden uit de acculader nemen.
LED's op de accu
Vier LED's geven de laadtoestand van
de accu aan alsmede optredende
problemen aan de accu of het apparaat.
1
Toets (1) indrukken, om de indicatie
N
te activeren – de indicatie gaat na
5 seconden automatisch uit
De LED's kunnen groen of rood
branden, resp. knipperen.
LED brandt continu groen.
LED knippert groen.
LED brandt continu rood.
LED knippert rood.
Nederlands
307