INSTALLATIE
6
6
PASAT3I
Sluit het onderhoudsdeksel van de afdekkap.
INSTELLINGEN
1
Instellen van het detectiegebied overeenkomstig de testcondities voorgeschreven door DIN18650
500
Montagehoogte: 2000 (6' 6")
0
500
-1.500
-1.000
-500
0
500
500
Montagehoogte: 2200 (7' 2")
0
500
-1.500
-1.000
-500
0
500
: Detectiegebied
: Stralingsgebied
OPMERKING
Het feitelijke detectiegebied kan kleiner zijn afhankelijk van het omgevingslicht, de kleur/materiaal van het
object of de vloer, en ook de binnenkomende snelheid van het object.
De sensor wordt soms niet geactiveerd wanneer de binnenkomende snelheid van een object of persoon
langzamer is dan 50 mm/sec. of sneller dan 1500 mm/sec.
2
Instellen van de dieptehoek van het detectiegebied
Deep
2,0
2,0
2,2
2,2
2,4
2,4
2,6
2,6
2,8
2,8
3,0
3,0
0,5
-0,5
Het detectiegebied kan tot 5° weg van de deur (Deep) of 5° naar de deur toe (Shallow) worden ingesteld.
Stel het gewenste detectiegebied in door de diepte-instelschroef met een schroevendraaier rond te draaien. Controleer
Om te voldoen aan DIN18650 worden de vereiste fijnafstellingen van toepassing op de DIN18650 testcondities
aanbevolen.
OPMERKING
Zorg dat het detectiegebied de deur/afdekkap niet overlapt, anders kan er storing/signaalverzadiging optreden.
Plaats geen sterk reflecterende voorwerpen in het detectiegebied, anders kan er signaalverzadiging optreden.
3-5. Instellen van het testingangssignaal
Stel dipswitch 10 in overeenkomstig het testingangssignaal van de deuraandrijving.
< Timingtabel voor testingangssignaal en veiligheid/testuitgangssignaal >
Detectie
High
Testingangssignaal
(vanaf deuraandrijving)
Low
Veiligheid/testuitgangssignaal
(naar deuraandrijving)
*De vertragingstijd van het testingangssignaal is de tijdsperiode tussen het testingangssignaal en het
veiligheid/testuitgangssignaal.
CONTROLE
Controleer de werking overeenkomstig onderstaande tabel.
Buiten het
Stroom uit
detectiegebied
Toegangsbediening
Status
-
LED-indicatie
Geen
Uitgang
UIT
NORMEN WAARAAN IS VOLDAAN
DIN 18650-1:2005
DIN 18650-2:2005
EN 954-1:1997
ISO13849-2:2003
INFORMEER DE EIGENAAR/CONCIERGE VAN HET GEBOUW OVER DE VOLGENDE PUNTEN
WAARSCHUWING
1. Houd het detectievenster altijd goed schoon. Als het venster vuil is, veegt u dit voorzichtig met een vochtige doek schoon.
(Gebruik geen reinigingsmiddel of oplosmiddel.)
2. Was de sensor niet met water.
3. Probeer niet om de sensor te demonteren, om te bouwen of zelf te repareren, want dit kan resulteren in een elektrische schok.
4. Als er een waarschuwingsaanduiding LED groen knippert, moet u contact opnemen met uw installateur of servicemonteur.
5. Raadpleeg altijd uw installateur of servicemonteur als u instellingen wilt veranderen.
6. Verf het detectievenster niet.
OPMERKING
1. Na het inschakelen van de stroom dient u altijd even het sensorpatroon na te lopen om te controleren of het systeem juist werkt.
2. Plaats geen voorwerp dat beweegt of licht uitstraalt in het detectiegebied. (Bijv. een plant, lamp enz.)
[mm (feet,inch)]
Montageoppervlak
Testcondities voorgeschreven door
DIN18650
Vloer : Kodak grijze kaart
Detectie-object : DIN18650
1.000
1.500
Testvoorwerp (matzwart)
Sensorinstelling
Detectiegebiedhoek : 0°
Montageoppervlak
Gevoeligheid : "Middle"
Detectiegebiedbreedte : 8 punten
Testcondities
1.000
1.500
Snelheid van detectie-object :
: Sensor
50 mm/sec.
Shallow
2,0
2,2
2,4
2,6
2,8
3,0
0,5
-0,5
0,5
High
10
Testingangssignaal
*Vertragingstijd van
testingangssignaal
(10 msec.)
Toegang tot
Buiten het
detectiegebied
detectiegebied
Beweging/aanwezigheidsdetectie
Standby
Standby
geactiveerd
Groen
Rood
AAN
UIT
EN 12978:2003
prEN 12650-1:1999
prEN 12650-2:1999
3
Dipswitch instellingen
Volg de onderstaande aanwijzingen om de instelling van de
dipswitches te veranderen.
1. Verander de functietoets van de "Operation Mode" naar de
"Setting Mode".
2. Verander de instelling van de dipswitches.
3. Zet de functietoets weer terug op de "Operation Mode".
OPMERKING
Wanneer de bovenstaande aanwijzingen (1-3) niet worden
opgevolgd, treedt er een fout op (Rood & groen knipperen).
De sensor mag alleen in de "Operation Mode" worden gebruikt.
De sensor werkt niet goed in de "Setting Mode".
3-1. Instellen van de gevoeligheid
Gewoonlijk moet "Middle" worden ingesteld. Bij "Low" is de gevoeligheid lager en bij
"High / S-High'' is de gevoeligheid hoger. Raadpleeg de onderstaande tabel voor de
meest geschikte instelling overeenkomstig de installatieomstandigheden.
Weinig reflectie
Middelmatige reflectie
Hoge reflectie
OPMERKING
Ga zorgvuldig te werk bij het maken van de instelling wanneer de deur vaak door ouderen of kinderen wordt gebruikt.
Stel de gevoeligheid en de aanwezigheidsdetectie in overeenkomstig uw eigen risicobeoordeling.
3-2. Instellen van de aanwezigheidsdetectietimer
Er kan gekozen worden uit 4 instellingen voor de aanwezigheidsdetectietimer. Om te
voldoen aan DIN18650 moet u de timer op "60sec." of langer instellen.
Om de aanwezigheidsdetectie te activeren, mag u gedurende 10 seconden na het instellen van de timer het
OPMERKING
detectiegebied niet betreden.
3-3. Instellen van de detectiegebiedbreedte
De linker en rechter detectiegebiedbreedte kan worden ingesteld door de dipswitches 5, 6, 7 en 8 te combineren.
Zie de onderstaande tabel en selecteer de dipswitches 5 en 6 voor de instelling van de linker detectiegebiedbreedte
en de dipswitches 7 en 8 voor de rechter detectiegebiedbreedte.
2,0
2,2
2,4
2,6
1
2 3 4
2,8
3,0
2,0
1,0
-0,5
OPMERKING
Het feitelijke detectiegebied kan kleiner zijn afhankelijk van het omgevingslicht, de kleur/materiaal van het
object of de vloer, en ook de binnenkomende snelheid van het object.
De sensor wordt soms niet geactiveerd wanneer de binnenkomende snelheid van een object of persoon
langzamer is dan 50 mm/sec. of sneller dan 1500 mm/sec.
3-4. Instellen van de frequentie
Wanneer u meer dan twee sensoren dicht bij elkaar gebruikt, kiest u voor elk daarvan een
verschillende frequentie-instelling met dipswitch 9.
Low
STORINGEN VERHELPEN
LED-
10
Probleem
indicatie
Geen
De deur gaat
niet open
wanneer een
Onstabiel
persoon in het
detectiegebied
komt.
Onstabiel Trillen van de afdekkap.
De deur gaat
open wanneer
er niemand in
het
detectiegebied
is.
(Stoorsignaal)
Rood
De deur blijft
open staan.
Normaal
Groen
AAN
Snel groen
knipperen
Langzaam
groen
knipperen
Rood &
groen
knipperen
Normaal
De deur blijft
gesloten.
Via Mons. Banfi, 3
21042 Caronno Pertusella (VA)
Tel. +39 02 963911
Fax. +39 02 9650314
ditec@ditecva.com
1
Montagehoogte [mm (feet, inch)]
2.000 (6' 6")
2.200 (7' 2")
2.500 (8' 2")
Middle
Middle
High
Low
Middle
Middle
Low
Low
Middle
Instelling van linker detectiegebiedbreedte
Dipswitches
5
6
Detectiege-
Geen punten
biedpunten
geëlimineerd
Instelling van rechter detectiegebiedbreedte
Dipswitches
7
8
Detectiege-
Geen punten
8
5 6 7
biedpunten
geëlimineerd
0
1,0
2,0
Mogelijke oorzaak
Aansluitspanning.
Stel in op de voorgeschreven spanning.
Draadbreuk of foutieve aansluitingen.
Controleer de aansluitingen en de connector.
Verkeerde instelling van het detectiegebied.
Zie INSTELLINGEN 1, 2 & 3.
Gevoeligheid is te laag.
Stel de gevoeligheid hoger in.
Aanwezigheidsdetectietijd is te kort.
Stel een langere aanwezigheidsdetectietijd in.
Vuil detectievenster.
Veeg het detectievenster met een vochtige doek schoon.
(Gebruik geen reinigingsmiddel of oplosmiddel.)
Stel de gevoeligheid lager in.
Er valt water op het detectievenster.
Gebruik de regenkap (los verkrijgbaar). Monteer het
detectievenster op een plaats waar er geen water op terechtkomt.
Het detectiegebied overlapt het gebied
Zie INSTELLINGEN 3-4.
van een andere sensor.
Zet het detectiegebied op "Deep" (buiten).
Het detectiegebied overlapt de
deur/afdekkap.
Verwijder de voorwerpen.
Er zijn reflecterende voorwerpen in het detectiegebied.
Er wordt licht via de vloer weerkaatst.
Gevoeligheid is te hoog.
Stel de gevoeligheid lager in.
Verwijder de voorwerpen.
Er zijn bewegende voorwerpen of
voorwerpen die licht uitstralen in het
detectiegebied. (Bijv. een plant, lamp enz.)
Natte vloer.
Controleer de installatietoestand zoals beschreven
in INSTALLATIE op de achterkant.
De uitlaatgassen van auto's of mist
dringt in het detectiegebied binnen.
Plotselinge verandering in het
Zie INSTELLINGEN 3-1 & 3-2.
detectiegebied.
Als het probleem blijft bestaan, moet u de sensor met de
hand resetten. (Schakel de stroom uit en dan weer in.)
Draadbreuk of foutieve aansluitingen.
Controleer de aansluitingen en de connector.
Verkeerde instelling van de dipswitches.
Zie INSTELLINGEN 3-5.
Verkeerde instelling van de functietoets.
Zet op "Operation Mode".
Neem contact op met uw installateur of servicemonteur.
Zelfmonitor-uitgangssignaal.
Vuil detectievenster.
Veeg het detectievenster met een vochtige doek schoon.
(Gebruik geen reinigingsmiddel of oplosmiddel.)
Gevoeligheid is te laag.
Stel de gevoeligheid hoger in.
Signaalverzadiging.
Verwijder sterk reflecterende voorwerpen uit het
detectiegebied. Verlaag de gevoeligheid. Verander
de detectiegebiedhoek.
Het detectiegebied overlapt de
Zet het detectiegebied op "Deep" (buiten).
deur/afdekkap.
Verkeerde instelling van de dipswitches.
1. Zet de functietoets op "Setting Mode"
2. Verander de instelling van dipswitch 10 (ON
OFF
3. Zet de functietoets weer terug op "Operation
Mode".
Controleer de aansluitingen en de connector.
Draadbreuk of foutieve aansluitingen.
Dipswitches
Functietoets
Setting Mode
ON
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Operation Mode
Low
Middle
High
S-High
1
2
1
2
1
2
1
2
3.000 (9' 10")
Voorbeeld
-Vloerbedekking
S-High
-Donker gekleurde vloer
-Beton
S-High
-Tegels
High
-Marmer
15sec.
60sec.
180sec.
3
4
3
4
3
4
3
4
5
6
5
6
5
6
1
1
2
1
2
3
Geëlimineerd Geëlimineerd Geëlimineerd
7
8
7
8
7
8
8
7
8
6
7
8
Geëlimineerd Geëlimineerd Geëlimineerd
Setting1
Setting2
9
9
Maatregelen
ON of OFF
ON
OFF).