Beoogd gebruik
Gebruik het in de gebruiksaanwijzing beschreven product uitsluitend op de volgende manier:
• Voor het verpompen van normaal vijverwater voor filtersystemen, watervalsystemen en beekloopinstallaties.
• Gebruik onder naleving van de technische gegevens.
• Gebruik onder naleving van de toegestane waterwaarden. (→ waterwaarden)
• Alleen voor particulier gebruik.
De volgende inperkingen gelden voor het apparaat:
• Niet gebruiken in zwemvijvers.
• Nooit met andere vloeistoffen dan water gebruiken.
• Nooit gebruiken zonder doorstromend water.
• Niet gebruiken in combinatie met chemicaliën, levensmiddelen, licht brandbare of explosieve stoffen.
• Niet op de drinkwatervoorziening aansluiten.
Plaatsen en aansluiten
Het apparaat kan of ondergedompeld of droog geplaatst worden.
A
W A A R S C H U W I N G
Dood of zware verwondingen door gevaarlijke elektrische spanning bij toepassing van het apparaat in een
zwemvijver.
• Apparaat nooit in een zwemvijver toepassen.
Gebruik het apparaat in de vijver
B
• Apparaat alleen onder de waterspiegel opstellen.
Het apparaat waterpas en stevig op een vaste ondergrond plaatsen.
Zo gaat u te werk:
C
1. Het trapsgewijze slangmondstuk met wartelmoer en afdichting op de uitgang schroeven.
2. Indien nodig, slangpilaar op de diameter van de gebruikte slang inkorten.
– Hierdoor worden drukverliezen verminderd.
– Breng voor het vastdraaien van de wartelmoer het trapsgewijze slangmondstuk in de juiste stand.
3. Schuif de slangklem over de slang, steek de slang op de slangtule en zet deze vast met de slangklem.
Apparaat droog plaatsen
D
• Zwemvijver of bassin, waarin zich personen kunnen bevinden:
– Het apparaat ten minste 2 m van het water af opstellen.
• Pomp niet aan direct zonlicht blootstellen.
Zo gaat u te werk:
E
1. De schroeven verwijderen.
– De schroeven dienen als transportbeveiliging en zijn niet noodzakelijk voor het gebruik.
2. De vergrendeling losmaken en de bovenschaal van de filter omhoog klappen.
3. De pomp eruitnemen.
4. Het trapsgewijze slangmondstuk met afdichting op de inlaat schroeven.
5. Indien nodig, slangpilaar op de diameter van de gebruikte slang inkorten.
– Hierdoor worden drukverliezen verminderd.
6. Schuif de slangklem over de slang, steek de slang op de slangtule en zet deze vast met de slangklem.
– Breng voor het vastdraaien van de wartelmoer het trapsgewijze slangmondstuk in de juiste stand.
7. Het trapsgewijze slangmondstuk met wartelmoer en afdichting op de uitgang schroeven.
8. Indien nodig, slangpilaar op de diameter van de gebruikte slang inkorten.
– Hierdoor worden drukverliezen verminderd.
– Breng voor het vastdraaien van de wartelmoer het trapsgewijze slangmondstuk in de juiste stand.
9. Schuif de slangklem over de slang, steek de slang op de slangtule en zet deze vast met de slangklem.
- NL -
23