4.1.2. Filterbussen van COMPACT AIR
•
Lees de bijgevoegde instructies vooraleer de filterbussen aan te sluiten. Verschillende types filterbussen van COMPACT AIR
moeten gebruikt worden naargelang de aard van de specifieke gevaarlijke substanties die behandeld worden. Raadpleeg hiervoor
de bijgevoegde Conformiteitsverklaring.
4.1.3. Gebruiksbeperkingen van de filters
•
Monteer steeds 3 identieke filterbussen om een gelijk verdeelde luchtstroom te verzekeren. Een verschillend of ouder type
gasfilterbus kan vroeger uitgeput raken en zo de filterende werking van de COMPACT AIR volledig ondoeltreffend maken.
•
Gebruik de COMPACT AIR niet in omstandigheden waarin gevaarlijke gassen en/of dampen aanwezig zijn die niet opgemerkt
kunnen worden via smaak of geur en die een onmiddellijk gevaar voor de gezondheid of het leven vormen.
•
De koolstofinhoud van de gasfilterbussen is gevoelig voor de gevolgen van vocht. In het geval spuitbussen of het ontstaan van
druppels wordt het gebruik van een gecombineerde filterbus aanbevolen.
•
Gebruikte filterbussen kunnen niet gereinigd worden.
•
Vervang steeds tegelijkertijd alle filterbussen door nieuwe.
Het apparaat kan enkel gebruikt worden in combinatie met de gezichtsstukken en filters die vermeld worden in de
Conformiteitsverklaring in bijlage.
4.2. De universele lader
4.2.1. Belangrijke opmerkingen bij het gebruik van de meegeleverde universele lader
•
De meegeleverde universele lader is enkel bestemd voor binnenshuis gebruik en moet bewaard worden in een droge ruimte!
•
Om elektrische schokken te vermijden, mag u de lader nooit in een vochtige omgeving gebruiken!
•
Om het gevaar op explosies en brand te vermijden, mag u de batterijen nooit opladen in mogelijk explosieve omgevingen!
•
De microcontroller in de lader voorkomt schade aan de batterijen wanneer de laadtijd overschreden wordt.
•
De lader zal dan automatisch omschakelen naar compensatielading.
•
Een defecte lader kan niet hersteld worden, maar moet vervangen worden door een nieuwe.
4.2.2. Indicatielampjes op de lader
Groen indicatielampje (1)
Ononderbroken licht:
•
Batterijen volledig opgeladen.
Rood indicatielampje (2)
Voortdurend knipperend:
•
Batterijen zijn defect
•
De polen werden niet correct aangesloten.
•
De ontladingsfunctie van de batterijen is geactiveerd.
Flikkert gedurende ongeveer 10 seconden:
•
Toont tijdens testen aan dat de batterijen correct werden aangesloten.
Ononderbroken licht:
•
Batterijen worden opgeladen.
4.2.3. Batterijen opladen (met de meegeleverde universele lader)
Belangrijke opmerkingen:
Nadat de batterij volledig werd geladen, schakelt de lader over op de compensatielading. Zorg ervoor dat u steeds een volledig
opgeladen reservebatterij bij de hand hebt wanneer u met een aangedreven filtertoestel werkt. Nieuwe batterijen worden steeds
verschaft in een lege toestand. Laad enkel volledig leeggelopen batterijen op! Dit zorgt ervoor dat de batterij tot ongeveer 500 keer
opgeladen en ontladen kan worden in normale omstandigheden. Het duurt ongeveer 6-10 uur om een nieuwe of volledig leeggelopen
batterij op te laden.
•
Kies de vereiste landenspecifieke netadapter.
•
Druk op de knop om de landenspecifieke netadapter (indien van toepassing) tevoorschijn te halen.
•
Bevestig de netadapter voor uw specifieke land tot wanneer deze op zijn plaats klikt.
•
Sluit de lader aan op het elektriciteitsnet (100-240 V AC).
•
Sluit de batterijen aan op de lader. Het rode indicatielampje licht op om aan te geven dat de batterij wordt opgeladen.
•
Indien het rode indicatielampje flikkert, dan is er een probleem met de batterijen. Los het probleem op gepaste wijze op.
4.2.4. Batterijen ontladen
Belangrijke opmerkingen
Als deels ontladen batterijen herhaaldelijk opgeladen worden, dan zal hun levensduur aanzienlijk verkorten. Om dit te vermijden, moet u
de batterij één keer om te twee maanden ontladen.
•
Plaats de batterijen in de lader en druk op de gele knop gedurende twee seconden om de batterijen te beginnen ontladen.
Nadat de batterijen volledig ontladen werden, zullen ze automatisch opnieuw opgeladen worden.
4.3. Tijdens het gebruik
Een plotse of volledige afname van de luchttoevoer wordt beschouwd als een abnormale situatie; verlaat de werkzone onmiddellijk. Een
opstapeling van koolstofdioxide of een gebrek aan zuurstof kan voorvallen in het gezichtsstuk.
Indien de ademhalingsslang niet correct aangebracht werd of vast zit, is dit abnormaal; verlaat de werkzone onmiddellijk.
Waarschuwing: Indien de drager van het beademingstoestel zich duizelig of ongemakkelijk voelt of iets ruikt/smaakt, dan moet hij
onmiddellijk de bezoedelde ruimte verlaten.
4.4. Na het gebruik
Verwijder de filters en ontkoppel het gezichtsstuk en de blaaseenheid. Dicht de filters af met de doppen die u voordien verwijderde.
4.5. Reiniging en ontsmetting
Na elke sessie moet u de COMPACT AIR reinigen met een mengsel van water en zeep of met het reinigings- en ontsmettingsmiddel
(onderdeelnr 1779065) van Honeywell EPI U-S 19a. Vervolgens moet u grondig spoelen met zuiver water (gebruik geen solventen).
Tijdens de reiniging moet u ervoor zorgen dat er geen water in de blaaseenheid komt. Het apparaat mag niet ondergedompeld worden in
vloeistof. Droog de COMPACT AIR met een vod en/of laat het in de openlucht drogen.
Advies: Omwille van hygiënische redenen dienen gezichtsstukken bij voorkeur door dezelfde persoon gebruikt te worden.
5. ONDERHOUD EN INSPECTIE
Vóór het gebruik:
Werkingscontroles voor de gebruiker.
Na het gebruik:
Reiniging en ontsmetting van het gezichtsstuk; reiniging en werkingscontrole van het volledige systeem.
NL-2