Goed onderhoud is essentieel voor een langere levensduur, perfecte werkomstandigheden en een hoog
rendement van de unit, maar ook voor de veiligheidsvoorzieningen van de fabrikant.
12
ROUTINEMATIG ONDERHOUD
Voor een goede werking van de unit moet de condensor regelmatig gereinigd worden (de frequentie is
afhankelijk van de omgeving waar de unit is geplaatst).
Schakel de unit uit en reinig deze door lucht van binnen naar buiten te blazen. Als er geen luchtdrukpistool
beschikbaar is, gebruik dan een borstel met lange haren aan de buitenkant van de condensor.
Laat units met watergekoelde condensoren door een loodgieter reinigen met speciaal ontkalkmiddel.
WAARSCHUWING
Draag veiligheidshandschoenen om uw handen tegen snijwonden te beschermen.
WAARSCHUWING
Schakel de unit uit alvorens er werkzaamheden aan te verrichten.
12.1
Periodiek onderhoud
Controleer regelmatig de slijtage van de elektrische contacten en de schakelaars voor bediening op afstand;
vervang ze indien nodig.
12.2
Onderhoud dat door gekwalificeerde technici of door de fabrikant moet worden uitgevoerd
De volgende handelingen moeten door gekwalificeerde technici of door de fabrikant worden uitgevoerd. De
gebruiker mag onder geen beding:
elektrische onderdelen vervangen;
aan de elektrische apparatuur werken;
mechanische onderdelen repareren;
aan het koelsysteem werken;
aan het bedieningspaneel, de AAN/UIT-schakelaar en de noodschakelaar werken;
aan de beschermings- en veiligheidsvoorzieningen werken.
12.3
Storingzoeken
De volgende problemen kunnen optreden als de unit in werking is:
1.
Compressorstops. De unit beschikt over een oververhittingsbeveiliging die de compressor
stopt wanneer de maximaal toegestane temperatuur van motorwikkelingen overschreden is.
Mogelijke oorzaken:
- onvoldoende ventilatie van de ruimte waar de unit staat;
- anomalie in de netspanning;
- slechte werking van de condensorventilator.
De beveiliging wordt automatisch
teruggesteld.
2.
Het display gaat niet branden. Controleer:
- of de unit stroom krijgt;
- of de netspanningskabel goed is aangesloten;
- de zekeringen in het elektrische paneel
3.
De unit begint niet te werken wanneer de AAN/UIT-knop wordt ingedrukt (het display gaat
aan): Controleer de aansluiting van het microdeurcontact en hou er daarbij rekening mee dat
het schakelaarcontact gesloten moet zijn wanneer de deur gesloten is.
4.
12.4
Onvoldoende rendement van de unit:
Als er geen storingen in de unit gevonden zijn, controleer dan dat: de deuren van de koelruimte perfect
afgesloten worden; er geen koudeverspreiding is; de koelruimte slim wordt gebruikt; er geen niet-bevroren
vloeistoffen of voedsel in de lagetemperatuurruimte geplaatst zijn; de verdamper ijsvrij is.
We raden aan om de machines ver van de deuren te plaatsen, vooral wanneer de koelruimte vaak wordt
geopend.
WAARSCHUWING: