en met kennis van zaken zijn geïnstalleerd voor de in de-
ze instructies genoemde toepassingen.
5. Transport en opslag
De pomp nooit aan de aansluitkabel of persslang of
persleiding omhoog hijsen of transporteren, maar altijd
aan de handgreep of hijsogen. Indien nodig een touw of
ketting voor ophijsen aan de pomp bevestigen.
De pomp kan horizontaal of verticaal worden
getransporteerd of opgeslagen. Bij transport de pomp niet
werpen of stoten. Bij langere opslag de pomp
beschermen tegen vochtigheid, vorst en warmte.
6. Elektrische aansluiting
Een vakbekwame test moet voor in gebruikname
vaststellen, dat de aanbevolen elektrische beveiligingen
aanwezig zijn. Aarding, nul, scheidingstrafo,
aardlekschakelaar e.d. moeten aan de voorschriften van
de lokale instanties voldoen. De pomp dient volgens de in
Nederland/Belgiё algemeen geldende normen op het
elektriciteitsnet worden aangesloten.
De in de technische gegevens en op het type-plaatje
aangegeven bedrijfsspanningen en- frequentie moet
overeenkomen met de voorhanden zijnde netspanning.
Dompelpompen, die voor transportabel gebruik zijn,
dienen een aansluitkabel van minimaal 10 m. te hebben.
Controleert u, dat de stekkerverbindingen buiten het
gevaar van overstroming liggen en tegen vochtigheid
beschermd zijn. Netstekker en aansluitkabel voor gebruik
op beschadigingen controleren.
Het einde van de aansluitkabel mag niet in het water
gedompeld worden, omdat er anders water in de
motoraansluitruimte komen kan.
Motorbeveiligingsschakelaars als mede
schakelkasten, ook van explosievrije pompen, mogen
nooit in explosiegevaarlijke gebieden gemonteerd
worden.
6.1. Aansluiting 1-Fase-Motoren
TP 50, TP 53 en TP 70 pompen met 230 V/1Ph-Motoren
moeten aan een schakelkast met Motorbeveiligings-
schakelaar en bedrijfscondensator aangesloten worden.
Originele Homa schakelkasten zijn als toebehoor
leverbaar (z. Schakelkasten-programma) Bij toepassing
van andere schakelkasten dient men voor de keuze van
de motorbeveiligingschakelaar de nennstroom van de
pompmotor in acht te nemen.
Voor de noodzakelijke condensatoren gelden de
volgende gegevens.
Pomptype
TP 50, TP 53
2polig tot 0,8 kW (P
)
2
TP 50, TP 53
2polig boven>1,0 kW (P
TP 50, TP 53
4polig tot 0,9kW (P
)
2
TP 70, tot 1,1 kW (P
)
2
Bedrijfscondensator
µF
V
AC
25
450
30
450
)
2
40
450
40
450
6.2. Aansluiting 3-Fasen-Motoren
TP 50, TP 53 en TP 70 pompen met 3-fasen motoren
moeten aan een schakelkast met
motorbeveiligingsschakelaar aangesloten worden.
Originele Homa schakelkasten zijn als toebehoor
leverbaar.
(z. Schakelkastenprogramma) Bij toepassing van andere
schakelkasten dient men voor de keuze van de
motorbeveiligingschakelaar de nennstroom van de
pompmotor in acht te nemen. (zie typeplaatje)
Start-wijze
De typen TP 50, TP 53 en TP 70 zijn seriematig voor
Direct-Start (DOL) geconstrueerd. Bij motoren met 400V
spannings-opgave zijn de wikkelingen in Ster geschakeld
voor een netspanning van 400V/3 fasen. De kabeleinden
U, V, W zijn via een motorbeveiligingsschakelaar met de
netaansluitklemmen L
1)
6.3. Temperatuurvoeler
In de Ex-uitvoering zijn de pompen met een
temperatuurvoeler-set in de motorwikkeling uitgerust,
welke de motor bij verhitting van de wikkeling uitschakelt.
Op verzoek zijn temperatuurvoelers ook voor de normale
uitvoering leverbaar.
Bij 1-Fase-motoren in normale uitvoering zijn de
temperatuurvoelers (wanneer ingebouwd) intern in de
motor geschakeld, zodat er geen bijzondere aansluiting
noodzakelijk is. Na afkoeling schakelt de motor
automatisch weer in.
Bij alle 3-Fasen-motoren in normale uitvoering worden de
aansluitingen van de temperatuurvoelers (wanneer
ingebouwd) via de motor aansluitkabel naar buiten
gevoerd en moeten via de aders T
aansluitkabel zo in de schakelkast worden aangesloten,
zodat een automatische wederinschakeling na afkoeling
van de motor mogelijk is. De uitschakelingstemperatuur
van de voeler voor motoren in normale uitvoering ligt bij
ca. 130°C. graden.
De explosieveilige uitvoeringen (1-fase- en 3 fasen moto-
ren) bezitten een temperatuurvoeler-set met een hogere
uitschakelingtemperatuur (ca. 140°C), de aderen T
van de aansluitkabel moeten zo aangesloten worden dat
na uitschakeling een handmatige terugschakeling moge-
lijk is. Er zijn zelfhoudende Ex-voelers in plaats van stan-
daard-voelers ingebouwd, dwz. bij serie-schakeling naar
de beveiliging kunnen deze door het scheiden van de
pomp van het net (stekker of hoofdschakelaar) en het af-
wachten van de afkoeling teruggezet worden.
6.4. Oliekamer-Elektronische dichtingscontrole
De pompen TP50, TP 53 en TP 70 zijn op verzoek met
een elektronische dichtingscontrole in de oliekamer
leverbaar. Via 2 sensoren S1/S2 wordt de weerstand van
de olievulling gecontroleerd. De sensoren dienen in de
schakelkast aan een relais (elektroden relais)
aangesloten te worden.
Bij ondichtheid van de asafdichting treed water in de
oliekamer waardoor de weerstand van de olie verandert.
De aanspreekwaarde dient van 0-100 k Ω instelbaar te
zijn, standaard instelling 50 k Ω. Bij Ex-uitvoering
elektrode relais met eigengezekerd stroomcircuit voor de
sensoren toepassen.
18
, L
, L
verbonden. (z. Pag. 22 afb.
1
2
3
en T
van de
1
3
en T
1
2