Houd bij het installeren rekening met de ruimte die voor het
apparaat nodig is (zie "7.3. Apparaat plaatsen" op blz. 95).
Het apparaat is geschikt voor de klimaatklassen N en ST (zie
het typeplaatje). Bij omgevingstemperaturen van 16 °C tot
38 °C is een optimaal koelvermogen van het apparaat ge-
waarborgd. Bij afwijkende temperaturen kan het vermogen
van het apparaat afnemen.
Stel het apparaat niet bloot aan extreme omstandigheden.
Vermijd:
− hoge luchtvochtigheid of vocht;
− extreem hoge en lage temperaturen;
− direct zonlicht;
− open vuur.
3.3.2. Vóór het aansluiten
Pak het apparaat uit en verwijder de tape.
Verwijder eventueel achtergebleven lijmresten met een mild
reinigingsmiddel.
Het polystyreenschuim dat ter bescherming om het apparaat
is aangebracht, moet apart worden afgevoerd.
Neem de binnenkant van het apparaat en de losse onderde-
len af met lauw water met een mild schoonmaakmiddel en
laat alles drogen.
Controleer na installatie of het apparaat niet op het aansluit-
snoer staat.
Gebruik het apparaat niet als het zichtbaar is beschadigd of
het netsnoer of de stekker defect is.
WAARSCHUWING!
Brandgevaar!
Onvoldoende luchtcirculatie kan leiden tot oververhit-
ting.
Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen in de behuizing,
rondom het apparaat en in de inbouwnis niet zijn geblok-
keerd.
82