Geleidingsvingers – Fig. 8
De bovenste en de onderste geleidingsvinger moet U
telkens op de breedte van het zaaglint instellen. De voor-
kant van de vingers mag hoogstens de ruimte tussen de
tanden van het zaaglint bereiken. De geleidingsvingers
dienen het zaaglint licht aan te raken. Het zaaglint mag
niet ingeklemd worden!
Montage van de bevestigingshoek, Fig. 9
Schroef de bevestigingshoek met zeskantschoef M6x12,
volgring A6 en een zeskantmoer M6 aan. Het dient aan-
beveling de machine op de werkbank of op een tafelplaat
te bevestigen, zodat omkantelen van de bandzaag kan
worden uitgesloten.
Aanzuigmof
De aanzuigmof bevindt zich om redenen van transport
niet in de juiste positie en moet worden gedraaid totdat
de bevestigingsschroeven horizontaal staan.
Voor industriële afzuigers is een adapter bijgevoegd. De-
ze dient in de afzuigmof te worden gedrukt.
Werkvoorschriften
De volgende aanbevelingen zijn voorbeelden voor
het veilige gebruik van bandzagen.
De volgende veilige werkmethodes worden als een bij-
drage tot de veiligheid beschouwd, maar kunnen niet
voor elke afzonderlijke toepassing geschikt zijn of hele-
maal toegepast worden. Ze kunnen niet alle mogelijke
gevaarlijke toestanden behandelen en moeten zorgvul-
dig ge•nterpreteerd worden.
• Bij het werken in gesloten ruimtes de machine aan een
afzuiginrichting aansluiten. Bij het industrieel gebruik
moet een afzuiger gebruikt worden die voldoet aan de
industriële voorschriften.
• Als de machine buiten gebruik is, b.v. na de werkzaam-
heden, moet de zaagband ontspannen worden. Laat
een berichtje na voor het spannen van de zaagband
voor de volgende gebruiker van de machine.
• Niet gebruikte zaagbanden samen en veilig op een
droge plaats bewaren. Voor het gebruik op defecten
(tanden, scheuren) controleren. Zaagbanden met de-
fecten niet gebruiken!
• Draag veiligheidshandschoenen als u met de zaag-
banden werkt.
• Voor u begint te werken moeten alle beschermings- en
veiligheidsinrichtingen aan de machine veilig gemon-
teerd zijn.
• Reinig de zaagband of de zaagbandgeleiding nooit
met een borstel of een schraper die u met de hand
vasthoudt terwijl de zaagband loopt. Zaagband met
harsaanslag brengen de werkveiligheid in gevaar en
moeten regelmatig gereinigd worden.
• Tot uw persoonlijke veiligheidsuitrusting horen een vei-
ligheidsbril en een oorbescherming. Bij lang haar een
haarnet dragen.
• Losse mouwen tot boven de ellebogen oprollen.
• Tijdens het werken de zaagbandgeleiding altijd zo
dicht mogelijk tegen het werkstuk plaatsen.
42 І 120
www.scheppach.com service@scheppach.com +(49)-08223-4002-99 +(49)-08223-4002-58
www.scheppach.com service@scheppach.com +(49)-08223-4002-99 +(49)-08223-4002-58
• Zorg voor voldoende verlichting in het werkbereik en in
de omgeving van de machine.
• Gebruik voor rechte snedes altijd de lengteaanslag om het
kantelen of wegglijden van het werkstuk te verhinderen.
• Voor het bewerken van smalle werkstukken met hand-
voeding de schuifstok gebruiken.
• Voor schuine snedes de zaagtafel in de passende stand
brengen en het werkstuk aan de lengteaanslag geleiden.
• Let op een veilige werkstukgeleiding.
• Bij boogvormige en onregelmatige snedes het werk-
stuk met beide handen – vingers tegen elkaar – gelijk-
matig vooruit schuiven. Met de handen het werkstuk
op een veilige plaats vasthouden.
• Voor het herhaaldelijk uitvoeren van boogvormige, on-
regelmatige snedes een hulpsjabloon gebruiken.
• Bij het snijden van rondhout het werkstuk tegen het
verdraaien beveiligen.
• Voor het veilig werken bij dwarssnedes het speciale
toebehoren dwarssnijkaliber gebruiken.
m Electrische aansluiting
De genstalleerde electromotor is klaar voor gebruik
aangesloten.
De netaansluiting bij de klant en het gebruikte verleng-
snoer moeten aan de geldige voorschriften voldoen.
Aansluitingen en reparaties van de electrische uitrusting
mogen alleen door de electrovakman worden doorgevoerd.
Belangrijke opmerking
De electromotor is uitgevoerd voor de bedrijfssoort S 1 / 40 %.
Bij overbelasting van de motor wordt deze automatisch
uitgeschakeld. Na een afkoelperiode (van tijd tot tijd ver-
schillend) kan de motor weer worden ingeschakeld.
Beschadigde electro aansluitingskabels
Aan electrische aansluitings kabels ontstaan vaak isola-
tieschaden. Oorzaken zijn:
• Kneuzingen, als de aanslutingskabel door venster- of
deurkieren geleid wordt.
• Knikken door onjuiste bevestiging of geleiding van de
aansluitingskabel.
• Sneeën door over de aansluitingskabel heen te rijden.
• Isolatieschaden door het uitrukken uit het stopcontact.
• Scheuren door veroudering van de isolatie.
Zulke beschadigde electro-aansluitingskabels mogen
niet gebruikt worden en zijn door de isolatischaden Ie-
vensgevaarIijk.
Electrische aansluitingskabels regelmatig op schaden
controleren. Let u er op, dat tijdens het controleren de
aansluitingskabel niet op het stroomnet is aangesloten.
Electrische aansluitingskabels moeten aan de voor uw
land geldende bepalingen voldoen.
Wisselstroommotor, Fig. 10
• De netspanning moet overeenkomen met de gege-
vens op het typeplaatje van de motor.
• Verlengsnoeren moeten bij een lengte van 25 m een
doorsnede van 1,5 mm
hebben, bij een lengte van
2
meer dan 25 m ten minste 2,5 mm
• De netaansluiting heeft een zekering van 16 A traag.
.
2