Instructies voor de elektrische aansluiting
Neem daarom de volgende instructies in acht:
Gebruik voor de doorvoer van de aansluitkabels indien mogelijk originele
doorvoeren of andere doorvoermogelijkheden, zoals bekledingsranden,
ventilatieroosters of blinde schakelaars. Indien er geen doorvoeren aan-
wezig zijn, dient u voor de betreffende kabels bijbehorende gaten te
boren. Controleer van tevoren of er voldoende ruimte is voor de boor aan
de achterkant.
Leg de kabels indien mogelijk altijd binnen in het voertuig aan, want daar
zijn ze beter beschermd dan aan de buitenkant van het voertuig.
Indien u de kabels toch aan de buitenkant van het voertuig aanlegt, let
dan op een veilige bevestiging (door extra kabelverbinders, isolatieband
e.d.).
Houd bij het aanleggen van de kabels altijd voldoende afstand tot hete en
bewegende voertuigonderdelen (uitlaatpijpen, aandrijfassen, dynamo,
ventilatoren, verwarming e.d.), om beschadigingen aan de kabel te voor-
komen. Gebruik voor de mechanische bescherming ribbelbuis of soortge-
lijke beschermingsmaterialen.
Schroef de steekverbindingen van de verbindingskabels ter bescherming
tegen het binnendringen van water vast (afb. 0, pagina 5).
Let er bij het leggen van de kabels op dat deze
– niet te sterk worden geknikt of verdraaid,
– niet langs randen schuren,
– niet zonder bescherming door doorvoeren met scherpe randen wor-
den gelegd (afb. 3, pagina 4).
Bevestig de kabel veilig in het voertuig om verstrikken (gevaar om te val-
len) te vermijden. Dit kan gebeuren door kabelbinders, isolatieband of
door vastplakken met lijm.
Bescherm iedere doorvoer aan de buitenkant d.m.v. geschikte maatrege-
len tegen het binnendringen van water, bijv. door de kabel met afdich-
tingspasta aan te brengen en door de kabel en de doorvoertule in te
spuiten met afdichtingspasta.
I
INSTRUCTIE
Begin met het afdichten van de doorvoeren pas nadat alle instel-
werkzaamheden aan de camera zijn voltooid en de benodigde
lengtes van de aansluitkabels vastliggen.
96
PerfectView CAM604
NL