ISTRUZIONI DI INSTALLAZIONE E MANUTENZIONE
Bobine e connettori di grandezza 22/30, prefi sso "SG",
per ambienti polverosi ATEX 2014/34/EU (XM5 - C25 - M6-II - MXX-II)
CENNI GENERALI
Questa scheda contenente le istruzioni per l'installazione e la pulizia
delle bobine XM5 - C25 - M6-II - MXX-II munite del rispettivo con-
nettore, è un supplemento generale alla scheda per l'installazione
e la pulizia speciale dell'elettrovalvola e DCS/SG. Per installare
ed eseguire la manutenzione dell'elettrovalvola, utilizzare sempre
entrambe le schede I&M per l'installazione e la manutenzione
dell'elettrovalvola e del DCS/SG.
DESCRIZIONE
Requisiti essenziali in materia di sicurezza e salute: queste
bobine sono progettate in base all'Allegato II della Direttiva europea
2014/34/EU ed alle norme EN 60079-0 e EN 60079-31.
Classifi cazione
Solenoid II 3 D, Ex tc IIIC T 115°C Dc IP65X
DCS II 3 D, Ex tc IIIC T 110°C Dc IP65X
Classifi cazione
INSTALLAZIONE
Condizioni speciali per un utilizzo sicuro: q
I componenti ASCO sono progettati per essere utilizzati solo se-
condo le loro caratteristiche tecniche, come indicato sulla bobina.
Queste bobine e connettori sono previsti per essere installati negli
ambienti potenzialmente esplosivi, contenenti polveri del gruppo
II, categoria 3 D.
max. AC Potenza (W)
max. DC Potenza (W)
SG
17,1
11,6
DCS/SG
10,1
22,6
surface
min. ambient
max. ambient
temperature
temperature
temperature
SG
115°C
-10°C
50°C
DCS/SG
110°C
-10°C
+60°C
La classifi cazione relativa alla temperatura è T 110°C.
Temperatura ambiente minima : -10°C
Temperatura ambiente maxima: +60°C
È NECESSARIA UNA PROTEZIONE AGGIUNTIVA PER PROTEG-
GERE LA BOBINA CONTRO URTI MECCANICI O LUCE UV.
Prima di utilizzare, assicurarsi che la vite (1) sia serrata con l'ap-
propriata coppia di serraggio (vedi disegni).
Qualsiasi smontaggio / rimontaggio del connettore da / alla bobina,
può essere eseguito solo mentre è scollegata dalla rete elettrica.
Verifi care che tutti i sigilli associati con la modalità di protezione
siano correttamente in posizione.
AVVERTENZA: 100% E.D. (SG)/ 10% E.D. (DCS/SG)
La tensione indicata sulla bobina può variare solo entro un intervallo
di ±10% rispetto alla tensione nominale.
Verifi care che la potenza sia compatibile con il prodotto selezionato.
A seconda della temperatura dell'ambiente e della potenza deve
essere usato un cavo resistente al calore e appropriato alla tempe-
ratura indicata sulla bobina.
Durante la fase dell'installazione, attenersi alle prescrizioni della
norma EN 60079-14.
INSTALLAZIONE ELETTRICA
Il cablaggio deve essere conforme ai regolamenti locali e nazionali
per le attrezzature di ambienti polverosi. I connettori con le bobi-
ne XM5 - C25 - M6-II - MXX-II sono dotati di un pressacavo per
l'ingresso cavi Ø4,5 a 7 mm (taglia 22), Ø 4,5 to 10 mm (size 30).
(vedere pagina 19-20).
Prima di eseguire il collegamento elettrico, posizionare la bobina.
Per fi ssare i collegamenti ai morsetti della bobina, rimuovere il
contenitore (2). Spellare l'isolamento esterno del cavo e l'isolante
dei fi li. Passare i fi li nel pressacavo e collegarli ai morsetti del con-
nettore. Collegare il fi lo di massa del cavo alla morsetteria della
massa. Mantenere una determinata distanza nei fi li tra l'entrata del
cavo e la morsetteria per evitare una pressione eccessiva sui fi li.
Assemblare il pressacavo e serrare la guarnizione di compressione
in elastomero in modo che si adatti perfettamente attorno al cavo.
Riposizionare il contenitore (2) e la guarnizione (3) sulla morsettiera
e serrare la vite(1) alla coppia indicata (A).
ATTENZIONE
Il mancato rispetto dei limiti relativi alle caratteristiche elettriche della
bobina provocherà danni o guasti prematuri a quest'ultima. Questo
invaliderà anche il suo utilizzo in ambienti polverosi.
AVVERTIMENTO: al personale non autorizzato è proibito smontare il
gruppo bobina ed il connettore assemblato.
Fare attenzione a non danneggiare le superfi ci di appoggio smon-
tando o riassemblando il gruppo connettore/bobina formato dal
coperchio, morsetteria, guarnizione e bobina.
L'assemblaggio errato annullerà la certifi cazione.
UTILIZZO
Per evitare eventuali danni materiali o lesioni alle persone, non toccare
il gruppo bobina/connettore. In condizioni di funzionamento normale, la
bobina può surriscaldarsi. Se l'elettrovalvola è facilmente accessibile,
l'installatore deve garantire una protezione adeguata per evitare
qualsiasi contatto fortuito.
E.D.
MANUTENZIONE
100%
Per la manutenzione ordinaria, fare riferimento alle istruzioni di
10%
messa in funzione e di manutenzione dell'elettrovalvola.
Durante la fase della manutenzione, attenersi imperativamente alla
norma EN 60079-14.
Si raccomanda di controllare la coppia di serraggio della vite e
del pressacavo regolarmente, ripristinarle al valore originale se
necessario.
Utilizzare esclusivamente i kit di ricambio originali ASCO con marca-
tura ATEX per l'assemblaggio di questi prodotti (marcatura per una
bobina ATEX con connettore standard):
C1406xx
assemblaggio/installazione invaliderà la certifi cazione. Apporre tas-
sativamente l'etichetta fornita sul lato libero della bobina.
ATTENZIONE: prima di iniziare, scollegare la corrente elettrica.
SMONTAGGIO/RIMONTAGGIO DEL GRUPPO BOBINA E CON-
NETTORE DELL'ELETTROVALVOLA:
Questa operazione deve essere effettuata da personale qualifi cato.
Rimuovere il morsetto (6), estrarre il gruppo bobina-connettore.
Per il rimontaggio, procedere nel senso inverso.
Affi nché l'impermeabilità IP 65 possa essere certifi cata, la bobina (5)
ed il gruppo guarnizione (4)/connettore (2-3) devono essere rimontati
completamente. In caso di sostituzione con un kit di ricambio certi-
fi cato ATEX, l'etichetta fornita deve essere apposta sul lato libero
della bobina per consentire la tracciabilità. L'operatore è tenuto
a verifi care la compatibilità dell'insieme bobina/connettore con il
corpo valvola.
Un assemblaggio errato annullerà la certifi cazione.
Se un elemento viene sostituito dall'utente, la tracciabilità del
prodotto fi nale non verrà più garantita da ASCO e quindi dovrà
essere garantita dall'utente.
6
IT
ALGEMEEN
Deze installatie- en onderhoudsinstructies voor spoelen XM5 - C25 -
M6-II - MXX-II met bijbehorende aansluitingen vormen een algemene
aanvulling op de specifi eke installatie- en onderhoudsinstructies voor
de magneetafsluiter en stofafscheidingssystemen (Dust Collector
Systems, DCS/SG). Gebruik altijd beide instructies voor installatie
en onderhoud van de magneetafsluiter of DCS/SG.
OMSCHRIJVING
Basiseisen voor wat betreft de veiligheid en gezondheid: deze
spoelen zijn ontworpen in overeenstemming met de bepalingen
van Bijlage II van de Europese Richtlijn 2014/34/EU en de normen
EN 60079-0 en EN 60079-31.
Classifi catie magneetkop II 3 D, Ex tc IIIC T 115°C Dc IP65X
Classifi catie DCS II 3 D, Ex tc IIIC T 110°C Dc IP65X
INSTALLATIE
Speciale voorwaarden voor een veilige installatie: q
De onderdelen van ASCO zijn uitsluitend bestemd voor een gebruik
in overeenstemming met hun technische kenmerken, zoals aange-
geven op de spoel. Deze spoelen en connectoren zijn bedoeld voor
installatie in potentieel explosieve omgevingen die stof bevatten van
groep II, categorie 3 D.
max. AC-vermogen (W)
SG
17,1
DCS/SG
10,1
oppervlakte-
temperatuur
SG
115°C
DCS/SG
110°C
AANVULLENDE BESCHERMING IS VEREIST OM DE SPOEL TE
BESCHERMEN TEGEN MECHANISCHE STOTEN OF UV-LICHT.
Controleer vóór bedrijf of de schroef (1) is aangedraaid met de juiste
aandraaikoppel (zie tekeningen).
Demonteren/opnieuw monteren van de connector van/aan de
spoel mag alleen worden uitgevoerd terwijl de stroomtoevoer is
losgekoppeld.
. Qualsiasi altro
Zorg ervoor dat alle afdichtingen die verband houden met de be-
schermingsmodus goed op hun plaats zitten.
LET OP: 100% E.D. (SG)/ 10% E.D. (DCS/SG)
De op de spoel aangegeven spanning kan slechts variëren binnen
een bereik van ±10% ten opzichte van de nominale spanning.
Controleer of het vermogen compatibel is met het geselecteerde
product.
Afhankelijk van de omgevingstemperatuur en het toegepaste vermo-
gen kan het noodzakelijk zijn een hittebestendige kabel te gebruiken
die bestand is tegen de temperatuur die op de spoel staat vermeld.
Bij de installatie moet de installateur zich houden aan de voorschrif-
ten van norm EN 60079-14.
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
De bedrading moet voldoen aan de plaatselijke en nationale voor-
schriften voor apparatuur die wordt gebruikt in stofrijke omgevingen.
Bij de connectoren die voorzien zijn van de spoelen XM5 - C25 - M6-II
- MXX-II wordt een kabeldoorvoer meegeleverd voor kabels van Ø 4,5
tot 7 mm (maat 22), Ø 4,5 tot 10 mm (maat 30). (Zie pagina 19-20).
Monteer de spoel alvorens over te gaan tot de elektrische aanslui-
ting. Ga als volgt te werk om de aansluitingen op de klemmen van
de spoel tot stand te brengen: verwijder het huls (2). Verwijder de
externe isolatie van de kabel en van de draden. Haal de draden door
de pakkingbus en sluit ze aan op de klemmen van de connector.
525372-001
ALGEMENE INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES
Spoelen en connectoren maat 22/30, voorvoegsel "SG",
voor stofrijke omgevingen ATEX 2014/34/EU (XM5 - C25 - M6-II - MXX-II)
Sluit de aardgeleider van de kabel aan op de aardingsklem. Zorg
ervoor dat de draden tussen de kabelingang en het klemmenbord
niet te strak gespannen zijn teneinde elke overmatige trekspanning
op de draden te vermijden. Monteer de pakkingbus van de kabel
en draai de elastomeer drukpakking aan zodat deze perfect rond
de kabel past.
Monteer het huls (2) en afdichting (3) op het klemmenbord en draai
schroef (1) aan met het aangegeven koppel.
Als de grenzen van de elektrische kenmerken van de spoel niet
worden gerespecteerd, heeft dat de beschadiging of een vroegtijdige
functionele storing van de spoel tot gevolg. Hierdoor komt ook de
geschiktheid van de spoel voor gebruik in stofrijke omgevingen in
het gedrang.
WAARSCHUWING: Niet-erkend personeel mag in geen geval het
gemonteerde geheel van spoel en connector demonteren.
Zorg ervoor dat de steunoppervlakken niet beschadigd raken bij
het demonteren of monteren van het geheel connector/spoel dat
bestaat uit het deksel, het klemmenbord, de pakking en de spoel.
In geval van een foutieve montage wordt de certifi cering on-
geldig.
max. DC-vermogen (W)
Raak het geheel connector/spoel niet aan teneinde eventuele
11,6
materiële schade of persoonlijke letsels te voorkomen. In normale
22,6
bedrijfsomstandigheden kan de spoel heet worden. Als de elek-
min. omgevings-
max. omgevings-
E.D.
tromagnetische klep makkelijk toegankelijk is, dient de installateur
temperatuur
temperatuur
te zorgen voor de nodige afschermingen teneinde elk onvrijwillig
-10°C
+50°C
100%.
contact te vermijden.
-10°C
+60°C
10%.
Voor het courante onderhoud verwijzen wij naar de instructies voor
de inbedrijfstelling en het onderhoud van de elektromagnetische klep.
Bij het onderhoud moeten verplicht de voorschriften bepaald in de
norm EN 60079-14 worden opgevolgd.
Controleer de aandraaimomenten voor de bovenste schroef en
kabeldoorvoer regelmatig en herstel ze tot de juiste waarde indien
nodig.
Gebruik voor montage aan deze producten uitsluitend reserveon-
derdelensets van ASCO met ATEX-markering (markering van een
ATEX-spoel met standaardconnector: C1406xx. Bij elke andere wijze
van montage/installatie vervalt de certifi cering. Het geleverde etiket
moet aan de vrije zijde van de spoel worden bevestigd.
LET OP: Schakel de elektriciteit uit voordat u met het onderhoud
begint.
DEMONTAGE/MONTAGE VAN HET GEHEEL SPOEL/CONNEC-
TOR VAN DE ELEKTRISCHE KLEP:
Deze ingreep moet worden uitgevoerd door voldoende opgeleid personeel.
Verwijder de clip (6) en leg het geheel spoel/connector af.
Volg de procedure in omgekeerde volgorde voor de montage.
De spoel (5) en het geheel pakking (4)/connector (2-3) moeten vol-
ledig opnieuw worden gemonteerd teneinde de waterdichtheid van
niveau IP 65 te garanderen.
In geval van vervanging door een ATEX-gecertifi ceerde reserveon-
derdelenkit dient het geleverde etiket op de vrije kant van de spoel
te worden bevestigd om de traceerbaarheid te garanderen. De
bediener dient zich ervan te verzekeren dat de spoel/connectorsa-
menbouw compatibel is met het klephuis.
In geval van een foutieve montage wordt de certifi cering ongeldig.
Als een onderdeel door de gebruiker wordt vervangen, wordt de
opspoorbaarheid van het eindproduct niet meer gegarandeerd door
ASCO. Die verantwoordelijkheid komt dan toe aan de gebruiker.
7
NL
OPGELET
BEDRIJF
ONDERHOUD
525372-001