ONTSTEKINGSPROBLEMEN
DEFECT
De brander ontsteekt
niet bij de sluiting van
de limietthermostaat.
De brander doorloopt
normaal de fases van
voorventilatie en ont-
steking maar vergren-
delt na ± 3".
De brander start maar
met vertraagde ontste-
king.
De brander vergrendelt
na de voorventilatie en
er wordt geen vlam ge-
vormd.
2314
MOGELIJKE OORZAAK
Geen elektrische voeding.
Geen gas.
De gasdrukschakelaar schakelt zijn
contact niet.
Slecht contact van de verbindingen
op de controledoos.
De luchtdrukschakelaar staat in wer-
kingsstand.
Omwisseling fase en nulleider.
Slechte aansluiting aarding.
De ionisatiesonde is in contact met
de massa of heeft geen contact met
de vlam, of de aansluiting met de
controledoos is onderbroken of er is
een isolatiefout.
De ontstekingselectrode is slecht af-
gesteld.
Te veel lucht.
Ventielvertrager te veel gesloten en
dus te weinig gas.
De electromagneetventielen laten on-
voldoende gas door.
De electromagneetventielen zijn de-
fect.
Geen of onregelmatige elektrische
boog aan ontstekings-elektrode.
Lucht in de leidingen.
Check de voeding op klemmen L1-N
van de 7-polige stekker.
Controleer de staat van de zekeringen.
Controleer of de veiligheidsthermostaat
niet vergrendeld is.
Controleer of het manuele ventiel open
staat.
Controleer of de ventielen open zijn en
of er geen kortsluiting is.
De gasdrukschakelaar regelen.
Controleer alle stekkers.
Luchtdrukschakelaar vervangen.
Omwisselen.
Correct aansluiten.
Stand controleren en, indien nodig, ver-
beteren. Zie handleiding.
De elektrische verbinding opnieuw uit-
voeren.
De elektriciteitskabel vervangen.
Goede afstelling heruitvoeren
Raadpleeg de handleiding.
Het debiet regelen volgens tabel in deze
handleiding.
Een correcte afstelling uitvoeren.
De toevoerdruk controleren en/of de
electromagneetventielen regelen zoals
in de handleiding opgegeven.
Vervangen.
De correcte stand van de stekkers con-
troleren.
De correcte stand van de electrodes
controleren. Raadpleeg de handleiding.
De leidingen volledig ontluchten.
11 NL
OPLOSSING