5.9 Accu-capaciteitsindicatie
Druk op de schakelaar voor accu-capaciteitsin-
dicatie. De accu-capaciteitsindicatie signaleert u
de laadtoestand van de accu aan de hand van 3
LEDs (afbeelding 13b).
Alle 3 LEDs branden:
De accu is vol geladen.
2 of 1 LED(s) branden:
De accu beschikt over voldoende restlading.
1 LED knippert:
De accu is leeg, laad de accu op.
Alle LEDs knipperen:
De accu werd diep ontladen en is defect. Een
defecte accu mag niet meer gebruikt en geladen
worden!
5.10 Laden van de accu met de lader
1. Vergelijk of de netspanning vermeld op het
typeplaatje overeenstemt met de beschikbare
netspanning. Steek de netstekker van de
lader (23) in het stopcontact. De groene LED
begint te knipperen.
2. Steek de accu (22) op de lader (23) (afbeel-
ding 13a).
3. Onder punt 'Indicatie lader' vindt u een tabel
met de betekenissen van de LED-indicatie
aan de lader.
Tijdens het laden kan de accu iets warm worden.
Dit is echter normaal.
Mocht het laden van de accupack niet mogelijk
zijn, controleer dan
•
of aan het stopcontact de netspanning voor-
handen is,
•
of een foutloos contact aan de laadcontacten
voorhanden is.
Indien het laden van de accupack nog altijd niet
mogelijk is, dan verzoeken wij u
•
de lader
•
en de accupack
op te sturen aan onze klantendienst.
In het belang van een lange levensduur van de
accupack is het raadzaam om op tijd voor het
herladen van de accupack te zorgen. Dit is in elk
geval noodzakelijk, wanneer u vaststelt dat het
vermogen van het apparaat afneemt. Ontlaad de
accupack nooit volledig. Dit leidt tot een defect
van de accupack!
Anl_FREELEXO_plus_SPK9.indb 102
Anl_FREELEXO_plus_SPK9.indb 102
NL
6. Bediening
6.1 Hoofdschakelaar
De maairobot is uitgerust met een hoofdscha-
kelaar (7). Schakel de maairobot met de hoof-
dschakelaar (7) in (ON) en uit (OFF) (afbeelding
8). Na het inschakelen van de maairobot wordt
deze met de PIN vergrendeld.
6.2 Bedieningsveld
De maairobot werd reeds in de fabriek gepro-
grammeerd en standaard instellingen daaraan
zijn uitgevoerd. Deze kunnen indien nodig echter
worden veranderd. Ook al zijn de fabrieksinstellin-
gen geschikt voor de meeste tuinen, u moet zich
toch vertrouwd maken met de beschikbare opties.
Verklaring van het bedieningsveld met LCD-
display (afbeelding 9a)
50. LCD-display
51. POWER-toets
52. Toets 'START'
53. Toets 'HOME'
54. Toets 'OK'
55. Terug-toets
56. Navigatietoetsen
57. Cijferblok
6.3 Maaihoogteverstelling
Opgelet! Het verstellen van de maaihoogte mag
alleen worden uitgevoerd bij uitgeschakelde
maairobot. Druk daarvoor op de STOP-toets (3).
De maairobot maakt via de maaihoogteverstelling
(4) een traploze aanpassing van de maaihoogte
tussen 20 en 60 mm mogelijk, die op de schaal
kan worden afgelezen.
Als het gras hoger is dan 60 mm, dan moet het tot
minstens 60 mm worden gekort om de maairobot
niet overmatig te belasten en de effi ciëntie niet
te verlagen. Gebruik daarvoor een conventionele
grasmaaier of een trimmer.
Na afsluiting van de installatie kan de maaihoogte
via de verstelling (4) worden aangepast. Begin al-
tijd met een hogere maaihoogte en verlaag deze
in kleine stappen tot aan de gewenste hoogte.
6.4 Blokkeerinrichting / PIN
De blokkeerinrichting verhindert een niet toeges-
tane inzet van de maairobot zonder een geldige
code. Daarvoor moet u een persoonlijke veilig-
heidscode invoeren die bestaat uit vier tekens.
- 102 -
14.11.2019 12:52:51
14.11.2019 12:52:51