WERKING
1.
Ga vóór gebruik na of de apparaten bedrijfsklaar zijn en of de lengte van de snijdraad correct is. Doe dit als volgt:
2.
Vergewis u ervan de schakelaar in de uit-stand staat en haal de stekker uit de contactdoos.
3.
Verwijder de beschermkap van het draadsnijmes.
4. Onderzoek de algemene conditie van het apparaat. Controleer de beschermkap, de schakelaar, de voedingskabel en de
verlengkabel. Controleer op losse schroeven, foutieve uitlijningen en vastgelopen onderdelen, verkeerde montage,
gebroken onderdelen en enige andere conditie die de veilige werking in het gedrang kan brengen. Bij abnormale geluiden of
trilling tijdens het gebruik, zet de trimmer onmiddellijk uit en laat het probleem oplossen. Gebruik geen beschadigd apparaat
en kleef er een label "NIET GEBRUIKEN" op.
1)
Zorg dat u stevig en op een effen ondergrond staat.
2)
Controleer of de draad de rand van de beschermkap raakt of erover gaat.
3)
Is de draad te kort, trek dan aan de nylondraad en druk herhaaldelijk op de knop van de spoel (9) totdat de draad tot aan
de rand van de beschermkap komt. Trek aan de andere draad totdat hij aan de rand van de beschermkap komt.
WAARSCHUWING. Voor uw eigen veiligheid, bij het aanpassen van de lengte van de draad, vermijd dat u in contact
komt met het draadsnijmes dat aan de beschermkap vastzit. Het is uitermate scherp. Houd uw handen uit de buurt van
deze zone.
5. IN- EN UITSCHAKELEN
1)
Steek de stekker in de contactdoos.
2)
Om het apparaat in te schakelen, moet u op de veiligheids-blokkeerknop (4) drukken en daarna de schakelpal (5)
activeren.
3)
Om het apparaat uit te schakelen, laat de schakelpal los.
WAARSCHUWING. Het apparaat blijft nog ongeveer 5 seconden werken nadat het werd uitgeschakeld. Laat de
motor tot volledige stilstand komen voordat u het apparaat neerzet.
6.
DE SNIJDRAAD UITTREKKEN
Om de snijdraad uit te trekken, druk de spoel op de grond terwijl de motor draait. De draad zal automatisch langer
worden. Om zo efficiënt mogelijk gras te maaien, laat de machine op volle snelheid draaien en gebruik dan langzame
ondiepe veegbewegingen, waarbij u ervoor zorgt dat u de machine niet overbelast door te snel te maaien of door op
zwaar terrein te maaien.
4