4. SERVICE
ALLE ONDERHOUDS- EN
REPARATIEWERKZAAMHEDEN MOGEN
ALLEEN DOOR GEKWALIFICEERDE
PERSONEN WORDEN UITGEVOERD.
4.1 DE LASINVERTER ONDERHOUDEN
Controleer of de schakelaar (4) op "O" staat en of de
voedingskabel van het lichtnet losgekoppeld is als u
onderhoud in het apparaat moet uitvoeren.
Reinig tevens regelmatig de binnenkant van het
apparaat en verwijder de opgehoopte metaalstof met
behulp van perslucht.
4.3 PROBLEEMOPLOSSING EN SERVICEVERLENING
Problemen bij onregelmatige draadaanvoer:
Draadaanvoerproblemen kunnen worden verminderd door een controle van de volgende punten:
Probleem
Door de motor in de kast aangedreven
draadaanvoerrol heeft geslipt.
De draadhaspel is afgerold en het
draad is verstrikt geraakt.
Versleten of verkeerde grootte van de
draadaanvoerrol.
Draad aangewreven tegen de slecht
uitgelijnde geleiders en de mogelijke
draadaanvoer is beperkt.
Aanvoer geblokkeerd door vervuiling.
Verkeerde of versleten contacttip.
Slecht contact (massa) van de
aardklem met het werkstuk.
Verbogen voering/binnenspiraal.
10
4.2 HANDELINGEN DIE U NA EEN REPARATIE
Controleer na een reparatie of de bekabeling correct
aangebracht is en of er sprake is van voldoende
isolatie tussen de primaire en secundaire zijde van de
machine. Zorg ervoor dat de draden niet in aanraking
kunnen komen met de onderdelen in beweging of de
onderdelen die tijdens de functionering verhit raken.
Hermonteer alle klemringen op de oorspronkelijke wijze
om een verbinding tussen de primaire en secundaire
te voorkomen als een draad breekt of losschiet.
Hermonteer tevens de schroeven met de tandringen op
de oorspronkelijke wijze.
Oorzaak
De draadhaspelrem is te zwaar afgesteld.
De draadhaspelrem is te licht afgesteld.
Gebruik een draadaanvoerrol die geschikt is voor de diameter die u last.
Vervang de draadaanvoerrol indien versleten.
Verkeerde uitlijning van inlaat-/uitlaatgeleiders.
Wanneer teveel druk op de regelaar van de drukrol wordt uitgeoefend zullen
tijdens het doorvoeren van de lasdraad koper resten achterblijven.
Koperresten kunnen ook worden geproduceerd door de passage van de draad
door een verkeerde vorm of grootte van de groef van de draadaanvoerrol.
Koperresten komen in de voering (binnenspiraal) van de lastoorts terecht waar
ze ophopen en de mogelijk van aanvoer van de draad beperken.
De contacttip brengt de lasstroom over op de lasdraad. Wanneer de diameter
van de contacttip niet overeenkomt met het te verlassen lasdraad, dan kan
boogvorming binnenin de contacttip plaatsvinden met als gevolg het vast
branden van de lasdraad in de conttacttip.
Zacht lasdraad zoals aluminium kan vast komen te zitten in de contacttip als
gevolg van het uitzetten van de draad door de verhitting ervan.
Bij een slecht elektrisch contact tussen de aardklem en het werkstuk zal het
verbindingspunt verhit raken en zal het vermogen van de boog verminderen.
Dit zal leiden tot frictie tussen de draad en de voering en aldus de mogelijkheid
om de draad aan te voeren beperken.
INVERTER WELDER WK MIG 3140
MOET VERRICHTEN