Opmerking bij functie #3, onderspanningsherkenning
Als bij functie #2 de herkenning van het cellenaantal op „Automatisch" is ingesteld, wordt dit na het inschakelen van de
vaarregelaar aan de hand van de accuspanning automatisch berekend. Daarvooer moet de accu echter volledig
opgeladen zijn. Aan de hand van de automatische herkenning (resp. de manuele instelling) van het cellenaantal wordt
de overeenkomstige onderspanningsgrens berekend.
Een onderspanningsherkenning is bij gebruik van NiCd- of NiMH-accu's niet aangewezen. Programmeert u
daarom „uit".
LiPo-accu's worden door diepontlading vernietigd. Gebruikt u LiPo-accu's, is de activering van een onderspannings-
herkenning dringend aangewezen. U kunt de volgende waarden instellen: 2,8 V/cel, 3,0 V/cel, 3,2 V/cel (aanbevolen)
en 3,4 V/cel.
De onderspanningsherkenning zal tijdens het gebruik en lege accu (vb. bij ingestelde 3,2 V/cel en een accu met 3
cellen bij een accuspanning van ca. 9,6 V) de vaarregelaar op 50% van het vermogen terugbrengen (motor draait
slechts nog langzaam).
Merkt u na langer gebruik een plots toerentalverlies van de motor, dan heeft de onderspanningsherkenning een bijna
lege accu herkend en daarom het vermogen verminderd. Vaar in dit geval onmiddellijk naar de oever terug en beëindig
het varen. Anders zullen de accu's verder ontladen, wat tot schade aan de vaaraccu leidt.
Opmerking bij functie #4: motortiming
Met deze instelmogelijkheid beïnvloedt u de loopeigenschappen van de motor (vergelijkbaar met de voorontsteking
van een verbrandingsmotor). U heeft de volgende instelmogelijkheden: 0°; 3,75°; 7,5°, 11,25°; 15°; 18,25°; 22,5°;
26,25°.
De motortiming is van veel factoren afhankelijk. Voor een basisinstelling kunt u zich aan de hand van het aantal polen
aan de volgende waarden oriënteren:
Aantal polen van de motor
2
4
6 tot 8
10 tot 12
>14
Stel binnen de voorgegeven richtwaarden een lage timing (laag aantal graden) in opdat de motor met betrekking tot
de basisinstelling wat meer draaimoment krijgt en minder in de hoogste toerentallen draait. Stel een hogere timing
(hoger aantal graden) in opdat de motor wat meer maximum toerental en minder draaimoment krijgt. In beide gevallen
veranderen de stroomwaarden. Let daarom op dat de specificaties van de motor en vaarregelaar worden nageleefd.
Tijdens het gebruik moet u ook op de temperaturen van de vermelde onderdelen letten.
Omwille van deze reden raden wij u aan om de fabrieksinstelling niet te wijzigen.
aanbevolen timing
0° tot 5°
5° tot 10°
0° tot 15°
15° tot 25°
25° tot 30°
81