brandt. De universele module piept met korte tussenpozen.
Sluit beide sabotagecontacten van de UVM en wacht tot deze
een dubbel signaal heeft afgegeven.
2. Lees nu de draadloze melder in de radiorepeater en daarna in
de ontvanger in. Ga bij het inlezen van de draadloze melders
in de draadloze alarmcentrale als volgt te werk:
-
Zet de dipschakelaar 1 op ON (aan).
-
In het hoofdmenu van de programmeermodus kiest u punt
1 (LED 1 brandt).
-
Bevestig dit punt met de toets SET.
-
De LED's tonen de toestand van de ingelezen draadloze
melders. Knippert er een LED, dan wijst dit erop dat dit
kanaal al toegewezen is. Is de LED uit, dan kan daar nog
een melder ingelezen worden.
-
Activeer het sabotagecontact van de melder of zend een
signaal van de melder. Werd er een signaal ontvangen,
dan wijst de universele module deze melder aan een nieuw
kanaal toe. De LED van dit kanaal begint te knipperen. De
universele module piept twee keer, als de melder met
succes ingelezen werd.
Opmerking: Neem bij het inlezen van de melders de
opmerkingen in de desbetreffende installatie-instructies van de
melder in acht. Magneetcontacten wijzen onder bepaalde
omstandigheden twee melderkanalen (bladveercontact en
extern contact) toe.
-
Om bijkomende melders in te lezen, gaat u op identieke
wijze te werk.
-
Hebt
programmeermodus door de toets ESC/DEL twee keer in
te drukken. Alleen de LED voor spanning brandt/knippert
en de LED voor storing brandt. De universele module piept
met korte tussenpozen.
Sluit beide sabotagecontacten van de UVM en wacht tot
deze een dubbel signaal heeft afgegeven.
3. Indien het gewenst is dat de radiorepeater de ontvangst en het
doorgeven van radiosignalen aan de hand van de LED van het
melderkanaal optisch weergeeft, dan zet u dip-schakelaar 8 op
ON (aan). De LED van het overeenkomstige kanaal gaat nu
elke keer branden als een signaal door deze melder ontvangen
en doorgegeven werd.
4. Optioneel kunt u nu de UVM als radiorepeater in de draadloze
alarminstallatie inlezen. Dit heeft als voordeel dat een
radiostoring in de melder of de radiorepeater (accu-
/spanningsuitval, supervisionuitval of stoorsignalen) aan de
draadloze alarmcentrale wordt doorgegeven. Er kunnen
maximaal acht universele modules als radiorepeater in de
u
alle
melders
ingelezen,
124
verlaat
dan
de