Bedieningsvoorschriften
aan/uit schakelaar
alarmlichten
(2 richtingaanwijzers
tegelijk indrukken)
richtingaanwijzer links
snelheidsindicator
snelheid verlagen
verstelling linker
beensteun
rughoek verstelling
joystick (met meerdere functies
in combinatie met functietoets)
3.3.4
Wegrijden
Door de joystick naar een stand tussen neutraal en maximaal te bewegen, selecteert u traploos de gewenste rijsnelheid.
Het sturen van de rolstoel doet u ook door middel van de joystick: bij het vooruit rijden zal de rolstoel rijden in de richting waarin u
de joystick beweegt.
Het rijden op zandpaden, vooral door los zand, kost veel energie; houd er rekening mee dat uw accu dan eerder leeg is.
Vermijd het langdurig rijden in zware regen, rijden door diepe plassen, modder, hoog gras, sneeuw en dergelijke.
3.3.5
Remmen
Door de joystick van de rolstoel los te laten (naar zijn neutrale stand te bewegen) zal de rolstoel afremmen op de motor. Zodra de
rolstoel stilstaat hoort u een klik en schakelt de parkeerrem in.
3.3.6
Stoppen en noodstop
Tijdens het afremmen werkt de motor als rem. Op het moment van stilstand zal de elektrische parkeerrem inschakelen en zal de
rolstoel in de parkeerstand staan.
Een noodstop kunt u maken door de joystick in tegengestelde richting te bewegen.
3.3.7
Uitschakelen
Schakel de rolstoel uit met de aan/ uit schakelaar (zie Figuur 18 hierboven).
In geval de rolstoel is uitgerust met een omkeerbare stuurkast dient de rolstoel uitgezet te worden alvorens de stuurkast om te
draaien, dit voorkomt het onbedoeld activeren van functies.
3.3.8
Transfer
Waarschuwing!
Schakel voor een transfer de rolstoel uit. De parkeerrem wordt dan automatisch ingeschakeld.
22
claxon
accuconditiemeter (en
storingsindicator)
richtingaanwijzer rechts
snelheid verhogen
verlichtingsschakelaar
verstelling rechter beensteun
kantelverstelling
hoog/ laag
Figuur 18