INSTALLATIe
TOeSTeLOmScHrIjvINg
2.2
Veiligheidsvoorschriften
Gebruik het toestel uitsluitend als het volledig en met alle
veiligheidsinrichtingen is geïnstalleerd.
Letselgevaar!
Het toestel kan door kinderen vanaf 8 jaar, alsmede door
personen met verminderde fysieke, sensorische of geestelijke
vermogens of met een gebrek aan ervaring en kennis gebruikt
worden, wanneer er toezicht op hen gehouden wordt, of
wanneer ze met betrekking tot het veilige gebruik van het toestel
geïnstrueerd zijn en de gevaren die daaruit ontstaan, begrepen
hebben. Kinderen mogen niet met het toestel spelen. Kinderen
mogen zonder toezicht geen reiniging of gebruikersonderhoud
uitvoeren. ervoor te zorgen dat ze niet met het toestel spelen!
Neem bij bedrijfsstoringen contact op met een vakman.
Bescherm het toestel tegen vorst.
2.3
CE-logo
Het CE-logo geeft aan dat het toestel voldoet aan alle fundamentele
vereisten:
— Richtlijn inzake elektromagnetische compatibiliteit (Richtlijn
89/336/EEG van de Raad)
— Laagspanningsrichtlijn (Richtlijn 73/23/EEG van de Raad)
2.4
Keurmerk
Zie het typeplaatje dat aan de bovenzijde van het toestel zit.
2.5
Voorschriften, normen en bepalingen
Neem alle nationale en regionale voorschriften en
bepalingen in acht.
3.
Toestelomschrijving
3.1
Leveringstoebehoren
— Pomp met geïntegreerd condensaatopvangreservoir,
elektricteitskabel en alarmaansluitkabel
— Drukslang van 5 m, met een diameter van 10 mm
3.2
Gebruikseigenschappen
Dit toestel is bestemd om verzameld condensaat automatisch weg
te pompen. Het toestel is geschikt voor gebruik met warmtepompen
en ventilatietoestellen.
— Dit toestel is alleen verplicht, wanneer het condensaat dat is
ontstaan, niet via een natuurlijk verval naar een afvoer kan
worden geleid.
— Dit toestel is een monoblok-centrifugaalpomp. Het beschikt
over een oververhittingsbeveiliging die automatisch, opnieuw
wordt ingeschakeld nadat de temperatuur voldoende is
gedaald.
PK 10
3.3
Werkwijze
Het condensaat dat naar binnen loopt, wordt opgevangen in het
opvangreservoir. Als de waterstand het inschakelpunt overschrijdt,
wordt de pomp via een vlotter ingeschakeld. Wanneer het
condensaat is weggezogen tot een geringe, resterende hoeveelheid,
wordt de pomp uitgeschakeld. Een extra vlotter beschermt tegen
het overlopen van het opvangreservoir. Wanneer het inschakelpunt
van het alarm wordt bereikt, wordt het alarmcontact door deze
vlotter geactiveerd. Via het alarmcontact is het mogelijk een
signaallampje of -toon te regelen of het aangesloten hoofdtoestel
uit te schakelen.
a
Uitschakelpunt (zie "Technische gegevens")
b
Inschakelpunt
c
Alarmschakelpunt
4.
Montage
4.1
Montageplaats
Monteer het toestel in een horizontale stand onder de
condensaatafvoer van de warmtepomp of het ventilatietoestel.
Het is mogelijk het toestel op de vloer te plaatsen of aan de wand
te monteren.
Zorg ervoor dat er rondom het toestel voldoende vrije ruimte is,
zodat de transmissiemotor wordt gekoeld.
4.2
Montage van het toestel
Let erop dat de condensaatslang niet wordt omgebogen. Leg
eventueel een schermpijp.
4.2.1 Vloermontage
| 23