De LED knippert groen en er wordt weinig of geen nevel geproduceerd
zolang er onvoldoende vloeistof wordt toegevoerd (lucht in het slangen-
stelsel), dan:
Schuifschakelaar in de voorste stand – knop ingedrukt houden resp. in
de achterste stand laten staan totdat er weer nevel geproduceerd wordt.
Het apparaat is uitgeschakeld wanneer de schuifschakelaar in de voorste
stand staat en de knop niet ingedrukt wordt.
Het apparaat schakelt zichzelf auto-matisch uit wanneer er een storing
opgetreden is – dan knippert de LED rood. In dit geval:
Schuifschakelaar in de voorste stand – knop loslaten.
Na max. 10 seconden gaat de LED uit.
Schuifschakelaar in de achterste stand – schuifschakelaar in de voor-
ste stand duwen en knop niet indrukken.
Zie "Fout, oorzaak en remedie", pagina 37.
Nevelpatroon wisselen, zie pagina 34.
Nevelmondstuk vervangen, zie pagina 35.
36
Slangenset controleren en vervangen
Na ca. 20 bedrijfsuren (komt overeen met ongeveer 80 pakken nevelpatro-
nen) de slangenset op beschadigingen controleren (visuele controle).
1 Insteekeenheid uit het huis
trekken.
2 Aan de binnenzijde van de ins-
teekeenheid de slangenset
wegnemen.
Slang op beschadigingen con-
troleren.
Als de slang onbeschadigd is:
Deze slangenset weer in de
insteekeenheid zetten en de
insteekeenheid in het huis
duwen.
Slangenset regelmatig controleren.
VOORZICHTIG
Bij gebruik van een beschadigde slang kan het apparaat beschadigd
raken.
Bij beschadigde slang:
– Slangeenheid vervangen.
2
1