10. Bedienpaneel
1
2
3
5
6
7
1. ON/OFF sleutelschakelaar
• Als de sleutelschakelaar in de „ON"-positie staat, zijn zones Z7 en Z8 scherpgesteld. De zones Z7 en Z8
moeten scherp zijn geschakeld, om Z1 - Z6 scherp te kunnen schakelen. Z1 – Z6 worden vervolgens via
het toetsenveld via wachtwoordinvoer of via optionele, externe remote-schakelaar scherp en onscherp
geschakeld. Om het systeem na een geactiveerd alarm opnieuw uit te schakelen draait u de sleutelscha-
kelaar in de „OFF"-positie.
• Als de sleutelschakelaar zich in de "OFF"-positie bevindt, zijn alle zones Z1 – Z8 gedeactiveerd.
2. Toetsenbord
• Voer het correcte wachtwoord in om de zones Z1 – Z6 scherp te stellen of te deactiveren. Voor de
instelling van een individueel wachtwoord gaat u tewerk, zoals beschreven in hoofdstuk „11. b Wacht-
woordinstellingen".
• Als een alarm wordt geactiveerd, moet u de sleutelschakelaar in de „OFF"-positie draaine om het alarm te
deactiveren.
• Als de sleutelschakelaar zich in de „OFF"-positie bevindt, is ook het toetsenbord gedeactiveerd.
3. Functie-indicatielampjes (LED's)
• „ON"-LED licht permanent op: De sleutelschakelaar bevindt zich in de „ON"-positie.
• „ON"-LED knippert langzaam: Wachtwoord-programmeermodus.
• „POWER"-LED licht permanent op: systeem wordt van stroom voorzien.
• „READY"-LED licht permanent op: alle alarmzones bevinden zich in de „normale" modus (NC = normally
closed).
• „ALARM"-LED licht op wanneer in een scherpgestelde alarmzone, een alarm werd uitgegeven.
• ARMED"-LED knippert bij scherpstelling (tijdens de in- en uittreedtijd) en brandt aansluitend permanent,
als het systeem met het toetsenveld wordt scherp geschakeld.
62
POWER
4
READY
8
ARMED
ALARM
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OFF
*
0
#
ON