2. Plaats
ZRP35, 50
ZRP100, 125, 140
Fig. 2-3
Fig. 2-5
ZRP60, 71
Fig. 2-2
A
Fig. 2-4
B
2.2. De installatieplaats voor het buitenapparaat kiezen
• Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan direct zonlicht of andere warmtebronnen.
• Kies een plaats waar niemand last heeft van het geluid van het apparaat.
• Kies een plaats die eenvoudige aansluiting van de elektrische bedrading en pijpen
naar het binnenapparaat mogelijk maakt.
• Vermijd plaatsen waar brandbare gassen worden geproduceerd of kunnen lekken,
stromen of samenstromen.
• Houd er rekening mee dat er tijdens de werking water uit het apparaat kan druppelen.
• Kies een vlakke constructie die bestand is tegen het gewicht en de trillingen van
het apparaat.
• Vermijd plaatsen waar het apparaat door sneeuw kan worden bedekt. In sneeuwrijke
gebieden moeten speciale maatregelen worden getroffen zoals het verhogen van
de installatieplaats of het plaatsen van een afdak om te voorkomen dat de sneeuw
in of tegen de luchtinlaat terechtkomt. De sneeuw kan de normale luchtstroom
bemoeilijken en storingen veroorzaken.
• Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan olie, stoom of zwavelgas.
• Gebruik de tilhandgrepen van het buitenapparaat om het apparaat te verplaatsen.
Als het apparaat van onderen wordt beetgepakt, kunnen verwondingen ontstaan
aan de handen of vingers.
2.3. Buitenafmetingen (Buitenapparaat) (Fig. 2-2)
2.4. Ventilatie en bereikbaarheid
2.4.1. Installatie op winderige plaatsen
Als het buitenapparaat wordt geïnstalleerd op een dak of een andere plaats waar
de wind vrij spel heeft, moet de luchtuitlaat van het apparaat zo worden gericht dat
deze niet rechtstreeks blootstaat aan krachtige windstoten. Krachtige windstoten
die de luchtuitlaat binnendringen kunnen de normale luchtstroom bemoeilijken en
storingen veroorzaken.
Hieronder volgen drie manieren om het apparaat tegen krachtige windstoten te
beschermen.
1
Richt de luchtuitlaat naar de dichtstbijzijnde muur, op ongeveer 50 cm van de
muur. (Fig. 2-3)
2
Installeer een optionele luchtgeleider als het apparaat wordt geïnstalleerd op een
plaats waar krachtige windstoten bij storm etc. rechtstreeks de luchtuitlaat kunnen
binnendringen. (Fig. 2-4)
A
Luchtbeveiligingsgeleider
3
Plaats het apparaat indien mogelijk zo dat de luchtuitlaat in dezelfde richting blaast
als de seizoenswinden. (Fig. 2-5)
B
Windrichting
2.4.2. Bij installatie van één buitenapparaat (Raadpleeg de
laatste pagina)
De minimale afmetingen zijn als volgt aangegeven, behalve voor Max., hetgeen
betekent de Maximale afmetingen.
De getallen tussen haakjes gelden voor de ZRP100-140-modellen.
Raadpleeg voor alle gevallen de getallen.
1
Alleen obstakels aan de achterzijde (Fig. 2-6)
2
Alleen obstakels aan de achter- en bovenzijde (Fig. 2-7)
•
Maak geen gebruik van de optionele luchtgeleiders voor een opwaartse luchtstroom.
3
Alleen obstakels aan de achterzijde en de zijkanten (Fig. 2-8)
*
350 voor de ZRP35, 50
4
Alleen obstakels aan de voorzijde (Fig. 2-9)
*
Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider moet de vrije ruimte voor de modellen
ZRP100-140 ten minste 500 mm bedragen.
5
Alleen obstakels aan de voor- en achterzijde (Fig. 2-10)
*
Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider moet de vrije ruimte voor de modellen
ZRP100-140 ten minste 500 mm bedragen.
6
Alleen obstakels aan de achter- en bovenzijde en de zijkanten (Fig. 2-11)
*
350 voor de ZRP35, 50
•
Maak geen gebruik van de optionele luchtgeleiders voor een opwaartse luchtstroom.
2.4.3. Bij installatie van meerdere buitenapparaten (Raad
pleeg de laatste pagina)
Laat een ruimte van minimaal 350 mm (ZRP35, 50) of minimaal 10 mm (ZRP60-140)
tussen de units.
De getallen tussen haakjes gelden voor de ZRP100-140-modellen.
1
Alleen obstakels aan de achterzijde (Fig. 2-12)
2
Alleen obstakels aan de achter- en bovenzijde (Fig. 2-13)
•
Installeer niet meer dan drie apparaten naast elkaar. Laat bovendien ruimte vrij zoals afgebeeld.
•
Maak geen gebruik van de optionele luchtgeleiders voor een opwaartse luchtstroom.
3
Alleen obstakels aan de voorzijde (Fig. 2-14)
*
Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider moet de vrije ruimte voor de modellen
ZRP100-140 ten minste 1000 mm bedragen.
4
Alleen obstakels aan de voor- en achterzijde (Fig. 2-15)
*
Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider moet de vrije ruimte voor de modellen
ZRP100-140 ten minste 1000 mm bedragen.
5
Opstelling met één parallel apparaat (Fig. 2-16)
*
Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider voor een opwaartse luchtstroom moet de
vrije ruimte ten minste 500 (1000) mm bedragen.
6
Opstelling met meerdere parallelle apparaten (Fig. 2-17)
*
Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider voor een opwaartse luchtstroom moet de
vrije ruimte ten minste 1000 (1500) mm bedragen.
7
Opstelling met boven elkaar geplaatste apparaten (Fig. 2-18)
•
Er kunnen twee apparaten boven elkaar worden geplaatst.
•
Installeer niet meer dan twee boven elkaar geplaatste apparaten naast elkaar. Laat boven-
dien ruimte vrij zoals afgebeeld.
37