5. Installeren van de koelstofleidingen
A
45°± 2 °
A Afsnijmaten tromp
B Aanhaalmoment flensmoer
Fig. 5-1
A (Fig. 5-1)
Buitendiameter koperen
Afmetingen tromp øA
pijp (mm)
ø6,35
ø9,52
12,8 - 13,2
ø12,7
16,2 - 16,6
ø15,88
19,3 - 19,7
ø19,05
23,6 - 24,0
B (Fig. 5-1)
Buitendiameter koperen
Buitendiameter flensmoer
pijp (mm)
ø6,35
ø6,35
ø9,52
ø12,7
ø12,7
ø15,88
ø15,88
ø19,05
A
B
Fig. 5-2
D
Fig. 5-3
46
B
C
D
(mm)
8,7 - 9,1
Aanhaalmoment
(mm)
(N·m)
17
14 - 18
22
34 - 42
22
34 - 42
26
49 - 61
29
68 - 82
29
68 - 82
36
100 - 120
36
100 - 120
A
A Optrompgereedschap
B Koperen pijp
B
C
E
A
A Pijpbedekking aan voorzijde
B Pijpbedekking
C Afsluitkraan
D Onderhoudspaneel
E Buigstraal : 100 mm - 150 mm
5.2. Aansluiten van de pijpen (Fig. 5-1)
• Als u koperen pijpen gebruikt, moet u de vloeistof- en gaspijpen met isolatie-
materiaal bekleden (hittebestendig tot 100°C, dikte van 12 mm of meer). Direct
contact met de onbedekte leidingen kan leiden tot brandwonden of bevriezing.
• De delen van de afvoerpijp die binnenshuis lopen, moeten worden bekleed met isola-
tiemateriaal van polyethyleenschuim (relatieve dichtheid 0,03, dikte 9 mm of meer).
• Doe een dun laagje koelmachineolie op de leiding en het aansluitingsoppervlak
voordat u de "flare"-moer vastdraait. A
• Draai met gebruik van twee pijptangen de aansluitende leidingen vast. B
• Gebruik, nadat alle aansluitingen gemaakt zijn, een lekkagedetector of zeepsop
om te controleren of er gaslekken zijn.
• Breng koelolie aan op de aansluitingsoppervlakken. C
• Gebruik de flensmoeren voor de volgende pijpafmetingen. D
Gaszijde
Afmeting leiding (mm)
Vloeistofzijde Afmeting leiding (mm)
• Let er bij het buigen van de pijpen op dat u deze niet breekt. Een buigstraal van
100 mm tot 150 mm is voldoende.
• Let erop dat de pijpen de compressor niet raken. Hierdoor kunnen ongewone
geluiden of trillingen ontstaan.
1 Begin met het aansluiten van de pijpen bij het binnenapparaat.
Trek de flensmoeren aan met een momentsleutel.
2 Tromp de vloeistof- en gaspijpen op en breng een dun laagje koelolie aan op de
aansluitingsoppervlakken.
• Als een gewoon pijpafdichtmiddel wordt gebruikt, zie dan Tabel 1 voor het op-
trompen van R410A-koelstofpijpen.
Gebruik de maatafstemmingsmeter om de afmetingen A te controleren.
Tabel 1 (Fig. 5-2)
Buitendiameter
Trompgereedschap voor R410A
koperen pijp (mm)
Type koppeling
ø6,35 (1/4")
ø9,52 (3/8")
ø12,7 (1/2")
ø15,88 (5/8")
ø19,05 (3/4")
Waarschuwing:
Als u het apparaat installeert, zet de koelmiddelleidin-
gen dan stevig vast voordat u de compressor start.
5.3. Koelleidingen (Fig. 5-3)
Verwijder het onderhoudspaneel D (4 schroeven) en de pijpafdekkingen aan de
voorzijde A (2 schroeven) en de achterzijde B (4 schroeven).
1 Maak de verbindingen van de koelstofleidingen voor het binnen-/buitenapparaat
als het afsluitkraan van het buitenapparaat geheel gesloten is.
2 Ontlucht de binnenunit en de verbindingsleidingen.
3 Controleer na het aansluiten van de koelstofpijpen de pijpen en het binnenap-
paraat op gaslekkage. (Zie 5.4 'Luchtdichtheid van de koelstofpijpen testen'.)
4 Zet een sterke vacuümpomp op de dienstopening van de afsluitkraan en hand-
haaf nadat u -101 kPa (5 Torr) bereikt het vacuüm voldoende lang (minstens een
uur) om de binnenzijde van de pijpen te vacuümdrogen. Controleer de mate van
vacuüm altijd op het verdeelventiel. Als er nog vocht in de pijp zit, wordt de mate
van vacuüm soms niet bereikt in een korte tijd van vacuüm toepassen.
Zet na het vacuümdrogen de afsluitkranen (van zowel vloeistof als gas) voor
het buitenapparaat geheel open. Hierdoor worden de koelstofpijpen van bin-
nen- en buitenapparaat volledig met elkaar verbonden.
•
Indien u onvoldoende vacuümdroogt, blijven lucht en waterdamp achter
in de koelstofpijpen wat kan leiden tot abnormale stijging van hoge druk,
abnormale daling van lage druk, achteruitgang van de koelmachineolie door
vocht, etc.
•
Als het apparaat wordt ingeschakeld terwijl de afsluitkranen nog gesloten
zijn, zullen de compressor en de regelkraan beschadigd raken.
•
Gebruik een lekdetector of zeepsop om de pijpverbindingen van het buitenapparaat
te controleren.
•
Gebruik niet de koelstof uit het apparaat voor het verwijderen van lucht uit
de koelstofleidingen.
•
Trek na voltooiing van de procedure de kraandoppen aan tot het juiste
aanhaalmoment: 20 tot 25 N·m (200 tot 250 kgf·cm).
Als de doppen niet worden teruggeplaatst en aangetrokken, kan koelstoflek-
kage optreden. Let erop dat de binnenzijde van de kraandoppen niet wordt
beschadigd, aangezien deze werken als een afdichting die koelstoflekkage
voorkomt.
5 Dicht de uiteinden van het isolatiemateriaal bij de pijpverbindingen af met
afdichtmiddel om te voorkomen dat er water onder het isolatiemateriaal door-
dringt.
SW75, 100
SHW80, 112
[15,88
[15,88
[9,52
[9,52
A (mm)
0 - 0,5
0 - 0,5
0 - 0,5
0 - 0,5
0 - 0,5