Verhelpen van storingen
U heeft met deze omvormer een product aangeschaft dat betrouwbaar en veilig is in het gebruik.
Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Hieronder vindt u enkele manieren om eventuele storingen te verhelpen:
Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht!
Storing
De omvormer kan niet worden
ingeschakeld.
Aangesloten verbruikers
werken niet.
Het conrolelampje (9) knippert.
Controlelampje (10) licht normaal op.
De controlelampjes (9 en 10) knipperen.
De AC-uitgang is uitgeschakeld.
Controleer regelmatig de technische veiligheid van het apparaat, bijv. op beschadiging van de behuizing
aansluitleidingen, etc.
Een reparatie mag uitsluitend plaatsvinden door een vakman die vertrouwd is
met de risico's resp. toepasselijke voorschriften. Bij het eigenmachtig uitvoeren
van wijzigingen of reparaties aan of in het apparaat, vervalt elke aanspraak op
garantie. Zekeringen zijn vervangonderdelen, en worden niet door de garantie
gedekt.
68
Mogelijke oorzaak
Lichten de bedrijfscontrolelampjes (9 en 10) op?
Controleer de stroomvoorziening.
Controleer de ingangszekering en de aansluitkabels op
contact.
Is de omvormer overbelast?
Is de stroomvoorziening voldoende?
Controleer de technische gegevens van de verbruiker.
De ingangsspanning is gedaald.
Controleer de spanningsbron en laad evt. de accu zo snel
mogelijk op.
De omvormer is overbelast.
Controleer de technische gegevens van de verbruiker.
De diepontladingsbeveiliging is geactiveerd.
Controleer de spanningsbron en laad de accu onmiddellijk
op. De omvormer schakelt vanaf een spanning van
12,5 V, resp. 25V automatisch opnieuw in.
De ingangsspanning is te hoog gestegen.
Schakel de omvormer uit en controleer de spanningsbron.