diafragmawaarde in en de camera stelt automatisch een
belichtingstijd in. In de manual functie stelt u zelf met de
hand zowel de diafragmawaarde als de belichtingstijd in.
Activeer de cameraflitser (zie de gebruiksaanwij-
zing van de camera).
Gebruik bij lange belichtingstijden (bijv. lan-
ger dan 1/30 s.) een statief om onscherpte
door camerabeweging te voorkomen.
Instelling van de flitser
x
Automatisch-flitsenfunctie A van de slave-flitser
Stel op de slave-flitser dezelfde waarden voor het
werkdiafragma en ISO in als op de camera (zie
de hoofdstukken 9.1 en 9.2). Als u de waarden
niet exact kunt instellen, stel dan op de flitser de
waarden in die er het dichtste bij liggen.
Maak proefopnamen.
Bij te lichte afbeeldingen moet u op de flitser een
negatieve correctiewaarde instellen en bij te don-
kere opnameresultaten een positieve (zie hoofd-
stuk 9.4). Vergelijk de resultaten van de opna-
men en bepaal op die manier de voor uw camera
optimale instelling.
70
Let bij uw opnamen op de aanduiding van de
reikwijdte in het LC-display van de flitser (zie
hoofdstuk 10.3)!
Bij camera's met een zoomobjectief zijn
soms voor het groothoek- en het telebereik
verschillende instellingen voor de correctie-
waarde op het flitslicht vereist!
Manual-flitsenfunctie M van de flitser
Stel op de slave-flitser dezelfde waarden voor het
werkdiafragma en ISO in als op de camera. Als u
de waarden niet exact kunt instellen, stel dan op
de flitser de waarden in die er het dichtste bij lig-
gen.
Door het kiezen van het volle vermogen P 1/1 of
een deelvermogen (zie hoofdstuk 9.5) bepaalt u
met behulp van de aanduiding van de reikwijdte
in het LC-display van de flitser, de vereiste afstand
tot het onderwerp (zie hoofdstuk 10.3).
EASY-MODE-functie van de flitser
De camera moet in de functie Program P,
c.q. volautomatisch worden gezet!
De aanwijzingen voor de instellingen ten behoeve