VOORZICHTIG!
De motoreenheid kan heet zijn.
2. Nu de condensor, de vierkante stekker en de aardekabels
van de motor lostrekken en de schroef op de motoreenheid
in het reservoir losdraaien.
3. Met een schroevendraaier de motor-pompeenheid verwij-
deren, met de handgreep draaien en uit het reservoir halen.
4. Vreemde voorwerpen uit het reservoir of bij de pomp door de
zuigopening verwijderen en eventueel de onderdelen reinigen.
5. Systeem in omgekeerde volgorde weer zorgvuldig monteren.
LET OP! Eerst de afdichting van de motor-pompeenheid reini-
gen en opnieuw met vaseline invetten.
De motor-pompeenheid in de afdichtingszitting drukken en
door tegen de klok in te draaien in de drukleiding koppelen. Dan
de vierkante stekker en condensor erin steken en de aarding
aansluiten.
Actieve-koolstoffilter
Het actieve-koolstoffilter in het accessoirepakket (meege-
leverd) wordt aanbevolen bij geurvorming. Voor montage of
vervanging moet het ontluchtingsrooster/de ontluchtingsaf-
dekking van de ontluchtingsbehuizing worden verwijderd. Het
filter (eerst folie verwijderen) in de opening drukken, dan wel
NEDERLANDS
verwijderen. Bij een opgebruikt filter tijdens het onderhoud
een nieuw filter plaatsen. Vervolgens het ontluchtingsrooster/
de ontluchtingsafdekking weer aanbrengen.
Een filtervervanging moet bij geurvorming, maar minstens 1
maal per jaar plaatsvinden.
Inschakelvertraging en nadraaitijd
Wordt op de printplaat met DIP-schakelaars gewijzigd (Techni-
sche Gegevens).
Software 5.0: Inschakelvertraging (S4) en nadraaitijd (S1-S3)
Software 6.08: Inschakelvertraging (S3-S4) en nadraaitijd (S1-S2)
Aansluiting van een potentiaalvrije
storingsmelding
Voor de aansluiting van het potentiaalvrije werkcontact moet
een 2-aderige mantelkabel met een nominale spanning van mi-
nimaal 300/500V (bijvoorbeeld H05.. of gelijkwaardig) worden
gebruikt. Om de trekontlasting te laten functioneren, moet de
diameter van de kabel tussen de 6,5 en 8 mm liggen.
– De kabel zo kort mogelijk strippen (max. 20 mm) en de dra-
den blootleggen. Bij meervoudige of fijne draden adereind-
hulzen gebruiken.
– Mantelkabel parallel aan en boven de netkabel door de zich
voor de behuizing bevindende trekontlastingsklem en de
steekaansluiting in het apparaat leiden (zie afbeelding).
–
– De plaatsing in het apparaat verloopt eveneens parallel aan
de netkabel door de zich voor de printplaat bevindende
kunststof trekontlastingsklem.
– De twee afzonderlijke draden door de kabelbinder op de
printplaat naar de klemmen 40/41 leiden - na het vastklem-
29