Parameterinstellingen Op Installateursniveau; Standaardinstelling; Instellingen Voor Een Gebouwbeheersysteem (Gbs) - Purmo VIDO 1370071 Manuel D'installation, D'utilisation Et De Service

12.3 Parameterinstellingen op installateursniveau

In de tabel hieronder vindt u de verschillende parameters die door
de installateur ingesteld kunnen worden.
Het parametermenu bereikt u door te scrollen tot AUTO en dan de
toets (OK) gedurende 10 sec in te drukken.
Gebruik de navigatietoetsen (
wenst aan te passen, op te lichten.
Parameter
benaming
dEG Selecteer temperatuurschaal.
00:00 Selecteer tijdweergave.
AIr Kalibratie van de interne lucht sensor t.o.v. de actuele
(Air) ruimtetemperatuur.
(De kalibratie moet gebeuren na 12 uur draaien aan
dezelfde ingestelde temperatuur).
De ventilatorpuls schakelt de ventilator elke 5 minuten
AiPu
gedurende 30 seconden aan. Zo wordt er lucht gestuwd
over de luchtsensor wanneer het toestel op een plaats
gemonteerd is met beperkte luchtcirculatie.
Nb vAL
Selectie van het aantal aan te sturen ventielen.
(enkel 2-pijps Deze parameter hangt af van het systeemontwerp.
modellen)
FAS SPEE
Hiermee kan de hoogste ventilatorsnelheid uitgeschakeld
worden – het toestel draait enkel aan lage en medium snelheid.
SetU Hier selecteert u of de sturing gebeurt door het interne
bedieningssysteem of via een extern GBS.
NIGt Hier selecteert u de ventilatorsnelheid wanneer de unit
in nachtverlaging gaat in de koelmodus.
CLr ALL De fabrieksinstellingen worden teruggezet.
End Het installatiemenu verlaten.
12.4 Instellingen voor een gebouwbeheersysteem
Als het toestel geïntegreerd is in een gebouwbeheersysteem,
kan het enkel bediend worden via dit GBS. U selecteert in het
parametermenu de alternatieve instelling van het GBS.
Op het hoofdscherm gaat het AUTO-symbool uit.
P1: Invoer lage ventilatorsnelheid: P1 staat waar normaal de
ruimtetemperatuur / ingestelde temperatuur staat.
F1 is AAN.
P2: Invoer hoge ventilatorsnelheid: P2 staat waar normaal de
ruimtetemperatuur / ingestelde temperatuur staat.
F3 is AAN.
20
) en ( ) om de parameter die u
Beschrijving
Druk op (OK) om de parameterinstelling te wijzigen of de waarde
aan te passen. Als de waarde knippert, kan u deze aanpassen met
de toetsen (+) en (-). Wanneer de waarde correct aangepast is,
drukt u op (OK) om te bevestigen.
Als alle parameters ingesteld zijn, gaat u naar <End> en drukt u op
(OK) om terug te keren naar het hoofdmenu.

Standaardinstelling

°C
24H
Om de temperatuur van de luchtsensor af te stellen,
geeft u de gemeten temperatuur in met de toetsen (-)
of (+). Om de kalibratie te bevestigen, drukt u op (OK).
Druk de toetsen (+) en (-) samen in om de offset waarde
te resetten.
YE5
(Ja)
0 ventielen
FA5
voor Hoog
AUt
(Auto)
NOr
(voor normale regeling)
Druk gedurende 5 seconden op (OK)
P3: WINT MODE: Het systeem wordt geregeld via de wintermodus.
Bij deze instelling knippert het verwarmingssymbooltje.
P4: SUMM MODE: Het systeem wordt geregeld via de zomermodus.
Bij deze instelling knippert het verwarmingssymbooltje.
Als er fouten zitten in de invoer in het GBS (bv. P1 + P2 of P3 + P4),
knippert de boodschap ERRbMS en het GBS stopt de regeling van
het systeem.
Alternatieve instelling
°F
12H
NO
(Neen)
1 ventiel
NEd
voor Medium
bN5
(voor GBS)
AL1
(enkel ventilatorsnelheid 1)
Druk op (OK)