- Houd uw werkbereik schoon en opgeruimd.
Wanorde en onverlichte werkplaatsen kunnen
ongevallen veroorzaken.
- Werk met het toestel niet in een explosieve om-
geving waarin zich brandbare vloeistoffen, gas-
sen of stoffen bevinden. Elektromotoren maken
vonken die het stof of de dampen kunnen doen
ontvlammen.
- Wees aandachtig, let erop wat u doet en ga op een
verstandige manier met het toestel om. Gebruik
het toestel niet als u moe bent of onder de invloed
van drugs, alcohol of medicamenten staat. Een
moment van onoplettendheid bij het gebruik van
het toestel kan ernstige verwondingen veroorza-
ken.
- Gebruik het toestel, het toebehoren enz. conform
deze instructies en zoals het voor dit speciale
toesteltype voorgeschreven is. Neem hierbij de
werkomstandigheden en het uit te voeren werk
in acht. Het gebruik voor andere dan de beschre-
ven toepassingen kan tot gevaarlijke situaties
leiden.
- Bewaar ongebruikte toestellen buiten het bereik
van kinderen. Laat personen die niet met het toe-
stel vertrouwd zijn of deze instructies niet gelezen
hebben niet met het toestel werken. Toestellen/
machines zijn gevaarlijk als ze door onervaren
personen gebruikt worden.
- Onderhoud het toestel zorgvuldig. Controleer of
bewegende onderdelen perfect functioneren en
niet klemmen, of delen gebroken of beschadigd
zijn, waardoor de werking van het toestel in
gevaar komt. Laat beschadigde delen voor het
gebruik van het toestel repareren. De oorzaak
van vele ongevallen ligt in slecht onderhouden
toestellen/machines.
- Gebruik geen toestel waarvan de schakelaar
defect is. Een toestel dat niet meer in- of uit-
geschakeld kan worden, is gevaarlijk en moet
gerepareerd worden.
- Laat uw toestel alleen door gekwalifi ceerd vak-
personeel en met originele reserveonderdelen
repareren. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de
veiligheid van het toestel behouden blijft.
- Alleen originele Festool-accessoires gebruiken.
5.2
Machinespecifieke veiligheidsvoor-
schriften
- Span geen voorwerp in waarvan het gewicht de
onder "Technische gegevens" genoemde houd-
krachten overschrijdt.
- Span de werkstukken zo in dat hun zwaartepunt
op de zuigplaat ligt.
- Neem bij elke zuignap de maximale werkstukaf-
metingen in acht.
- Span alleen voorwerpen met effen, gladde en
gasdichte oppervlakken in. Bij niet-gasdichte
voorwerpen vermindert de houdkracht dras-
tisch.
- Het oppervlak van de in te spannen voorwerpen moet
schoon, droog en vetvrij zijn, omdat de houdkrachten
anders verminderen.
- Bevestig de spaneenheid op een stabiele en effen
ondergrond.
- Werk alleen als de wijzer van de vacuümmeter
in het groene bereik staat. Controleer bij elke
bewerking de onderdruk.
- De vacuümpomp mag alleen in de SYSTAINER
ingebouwd gebruikt worden. Verwijder geen
inzetstukken uit de SYSTAINER. Demonteer de
vacuümpomp in geen geval om de pomp buiten
de SYSTAINER te gebruiken.
- Stel aan het vacuüm geen menselijke lichaams-
delen bloot.
- Neem de maximale luchtvochtigheid in acht:
Temperatuur Rel. luchtvochtig-
Gebruik
Opslag
6
Inbedrijfstelling
Gevaar voor ongevallen, elektrische schok-
ken
• Haal vóór alle werkzaamheden aan het toestel
altijd de stekker uit het stopcontact.
6.1
Vacuümpomp
Opstellen
Kies een opstellingsplaats voor de vacuümpomp
die aan de volgende vereisten voldoet:
• Beschermd tegen stoten, vallende voorwerpen
en dergelijke.
• Beschermd tegen vocht.
• Min. 50 cm boven de grond om het aanzuigen van
spanen en stof door de ventilatie-openingen [1-4]
te vermijden.
• Min. 5 cm afstand tot een muur zodat de ventila-
tie-openingen [1-4] vrij blijven.
• Max. 3 meter afstand tot de spaneenheid (wegens
de lengte van de onderdrukslang).
42
heid
20° C
95 %
40° C
60 %
20° C
95 %
40° C
80 %
WAARSCHUWING