10. Afvoeren van
condenswater
1
Op de
/
˝ slangpilaar, die uit de warmtewisselaar
2
steekt, dient een afvoerslang te worden aangeslo-
ten voor het afvoeren van het condenswater.
Bij de SK 3219.100 / SK 3249.xxx moet de afvoer-
slang op een hoekslangverbinder worden aan-
gesloten (niet knikken!) en direct omlaag worden
gevoerd, om opstuwing en overlopen van con-
denswater in de warmtewisselaar te voorkomen.
Afb. 10.1 Condensafvoer
SK 3219.100 / SK 3249.xxx
Om het kondenswater betrouwbaar af de voeren
moet u rekening houden met de volgende punten:
● De afvoerslang mag niet knikken!
● De doorsnede van de afvoerslang niet kleiner
maken!
● De afvoerslang dient schuin omlaag te lopen!
Om verhoogde condensvorming te voorkomen en
om energie te besparen, dient de temperatuur
van het koelwater aan het benodigde koelvermo-
gen te worden aangepast (zie vermogensgrafiek).
11. Veiligheidsinstructies
● Bij inbouw van de warmtewisselaar moet de
condensafvoer buiten de schakelkast plaats-
vinden!
● Om vorstschade te voorkomen mag de tempe-
ratuur in het watercircuit nergens lager zijn dan
de min. toelaatbare watertemperatuur van
+1°C!
● Antivries mag uitsluitend worden toegepast na
goedkeuring van de producent!
● Bij opslag en transport onder het vriespunt
moet het watercircuit met perslucht volledig
worden afgetapt!
● Stel de thermostaat niet te lang in (advies
+35°C) zodat overtollige condensvorming
hierdoor wordt vermeden.
● Dicht alle zijden van de schakelkast goed af
(IP 54), vooral de kabelaansluiting (condens-
vorming)!
12. Richtlijnen voor de
waterkwaliteit
Voor een betrouwbare werking van de warmtewis-
selaars dienen beslist de VBG-koelwaterrichtlijnen
te worden aangehouden (VGB-R 455 P).
Koelwater mag geen steenafzettingen of zweven-
de afscheidingen veroorzaken. Het dient tevens
een geringe hardheid, met name een geringe
carbonaathardheid te hebben. Vooral bij een
circulerende koeling dient de carbonaathardheid
niet te hoog te zijn. Anderzijds moet het water ook
niet zo zacht zijn dat het de materialen aantast.
Bij koeling van het koelwater mag het zoutgehalte
door verdamping van grote hoeveelheden water
niet te hoog worden, omdat door de stijging van
1
/
˝
2
de zoutconcentratie de elektrische geleiding van
de opgeloste stoffen toeneemt en het water corro-
siever wordt.
Het is daarom niet voldoende telkens een hoe-
veelheid vers water toe te voegen, maar dient er
ook een deel van het verrijkte water te worden ver-
wijderd.
Verontreiniging van het water
Mechanische verontreiniging
Te hoge hardheid
Beperkte mechanische verontreiniging
en hardheid
Beperkte chemische verontreiniging
Biologische verontreiniging, slijmbacteriën en algen
Om beschadiging van een installatie, die tenminste
aan één zijde met water functioneert te voorkomen,
mogen de hydrologische gegevens van het ge-
Hygrologische gegevens
pH-waarde
Caronaathardheid
Vrij koolzuur
Toebehorende koolzuur
Agressieve koolzuur
Sulfide
Zuurstof
Chloorionen
Sulfaationen
Nitraat en nitriet
CSB
Ammoniak
IJzer
Mangaan
Geleidbaarheid
Residu
Kaliumpermanganaatverbruik
Bezinksel
1)
Uit het volledig uitblijven van corrosie onder de testomstandigheden kan worden geconcludeerd,
dat ook beduidend sterker zouthoudende oplossingen met een verhoogd risico op corrosie
(bijv. zeewater) nog kunnen worden getolereerd.
13. Overzicht reservedelen
(zie pag. 28)
Gipshoudend water is niet geschikt voor koeldo-
eleinden, omdat het risico op steenvorming hier
erg groot is en de afzettingen erg moeilijk zijn te
verwijderen. Koelwater dient vrij te zijn van ijzer
en mangaan, omdat hierdoor afzettingen optre-
den die zich in de leidingen vastzetten en deze
verstoppen. Organische stoffen mogen slechts
in geringe mate aanwezig zijn, omdat er anders
slijmafscheidingen en microbiologische bela-
stingen optreden.
12.1 Bereiding resp. onderhoud van het
water in vloeistofkoelers
Afhankelijk van de wijze waarop een installatie
dient te worden gekoeld, worden aan het koel-
water bepaalde eisen met betrekking tot de
zuiverheid gesteld. Overeenkomstig de veron-
treiniging alsmede de afmetingen en bouwwijze
van de vloeistofkoeler, wordt dan een geschikte
procedure voor de voorbereiding en/of onder-
houd van het water toegepast.
De meest voorkomende verontreinigingen en de
daarbij behorende maatregelen bij industriële
koeling zijn:
Procedure
Filtering van het water met een
– zeeffilter
– steenfilter
– patronenfilter
– slibfilter
Ontharding van het water door
ionenuitwisseling
Het water mengen met stabilisatoren
resp. dispergeermiddelen
Het water vermengen met passivatoren en/of
inhibitoren
Het water vermengen met biociden
bruikte toevoer- resp. systeemwater niet van de
volgende waarden afwijken:
SK 3212.xxx / SK 3247.000 /
SK 3219.100 / SK 3249.100 /
SK 3218.104
SK 3214.100 / SK 3215.100 /
SK 3249.104
SK 3216.xxx / SK 3217.100 /
SK 3218.100
7 – 8,5
6 – 9
> 3 < 8 °dH
1 – 12 °dH
3
8 – 15
mg/dm
1 – 100 mg/dm
3
8 – 15
mg/dm
vrij
3
0
mg/dm
0 – 400 mg/dm
vrij
vrij
3
<
10
mg/dm
<
3
<
50
mg/dm
< 200 mg/dm
3
< 250
mg/dm
< 500 mg/dm
3
<
10
mg/dm
< 100 mg/dm
3
<
7
mg/dm
<
3
<
5
mg/dm
<
3
<
0,2 mg/dm
vrij
3
<
0,2 mg/dm
vrij
< 2200
μS/cm
< 4000 μS/cm
3
< 500
mg/dm
< 2000 mg/dm
3
<
25
mg/dm
<
3
<
3
mg/dm
3
> 3 < 15 mg/dm
deelstroomreiniging aanbevolen
3
>15 mg/dm
constante reiniging aanbevolen
1)
1)
3
3
3
10 mg/dm
3
3
3
3
40 mg/dm
3
20 mg/dm
3
3
40 mg/dm
19