9 De linker 7-segmentindicator A4 toont gedurende 2 s de
door de potentiometer begrensde waarde van die hoofd-
parameters.
 Draai binnen 2 s nog eens aan draaiknop A41.
9 De linker 7-segmentindicator toont de maximaal op de
potentiometer instelbare waarde of de gewijzigde waarde.
De minimale instelwaarde op de potentiometer wordt bij
toepassing van de lasmethoden 'Synergic' en 'SpeedArc'
door het lasprogramma begrensd respectievelijk bij toe-
passing van de lasmethode 'Manual' door de minimale
instelling van het lasapparaat begrensd.
Onder een ingeperkt autorisatieniveau (bijvoorbeeld WPS-
lasser) hangt de minimaal en maximaal instelbare waarde
af van de op voorhand ingestelde parametergrenzen.
11
Lascircuitweerstandsmeting
Met de functie ‚Lascircuitweerstandsmeting' kunt u het span-
ningsverlies compenseren bij bijv. lange slangpakketten.
Als u werkt volgens lasaanwijzingen van
i i
ons WPS-Booklet EN1090, kan deze functie
niet worden gebruikt. De waarden van de
spanningsweergave zijn hier niet van toe-
passing.
11.1
Activeren van de lascircuitmeting
 Druk 5 s lang op de toets A2 ‚Menu' .
9 U bent nu in het menu ‚Machineconfiguratie' .
 Selecteer via draaiknop A41 de code ‚CLO' .
 Selecteer via draaiknop A44 de code ‚CLr' .
 Bevestig door te drukken op de toets A14 ‚Save' .
9 De LED A45 ‚F2' licht op.
 Selecteer via draaiknop A41 de code ‚CLr'
 Door te draaien aan de rechterdraaiknop A44 wordt de
meetmodus geactiveerd en verschijnt op de 7-segmen-
tenindicator rechts A12 ‚---' .
 Gasmondstuk van het pistool verwijderen.
 Lasdraad glad afsnijden en ca. 5 mm terugtrekken.
 Stroomcontactbuis op een schone plek in het naadgebied
met wat druk neerzetten.Door 2 s lang te drukken op de
pistooltoets start de meting.
9 Bij juiste meting verschijnt op de 7-segmentenindicator
rechts A12 de gemeten waarde.
In geval van een fout verschijnt de melding ‚H44' en ver-
volgens weer ‚---' .
Een nieuwe meting is vereist.
 Sla de juiste waarde op door te drukken op de toets A14
‚Save' .
- 60 -
11.2
Deactiveren van de lascircuitmeting
 Selecteer via draaiknop A41 de code ‚CLO.
 Selecteer via draaiknop A44 de code ‚CLC'
 Bevestig door te drukken op de toets A14 ‚Save'
Het is raadzaam om de meting meermaals op
i i
verschillende plekken in het naadgebied uit te
voeren om een foutieve meting uit te sluiten.
Het meetproces afbreken is op elk gewenst
moment mogelijk door te drukken op de toets
A2 ‚Exit' of te draaien aan de draaiknop A41.
Lassen is niet mogelijk terwijl de meetmodus
actief is.
12
NFC-functies
U kunt NFC-kaarten via het NFC-leesveld laten lezen.
Onderstaande functies zijn beschikbaar.
– Lezen/installeren van lasmethoden, lasprogramma's,
speciale programma's (upgrades) of tegoedkaarten
– Aanmelden van gebruikers met verschillende ge-
bruiksrechten
– Inlezen van opdrachten (alle parameterinstellingen
behorende bij een lasmethode/bedrijfsmodus)
12.1
Installeren van upgrade- of tegoedkaar-
ten zonder TAN
Upgrade- of tegoedkaarten zijn NFC-kaarten die door het
upgrade-proces ongeldig worden gemaakt. Een dergelijke
kaart kan een of meer tegoedwaarden bevatten. Elke upgrade
respectievelijke elke toepassing maakt een tegoed ongeldig.
 Houd de NFC-kaart bij NFC-leesveld A43.
9 De 7-segmentindicator links A4 toont de code 'Acc' .
9 De 7-segmentindicator rechts A12 toont het aantal te-
goedpunten (bijvoorbeeld '001' bij een upgrade).
U kunt het proces afbreken door toets A2 'Verlaten' in te
drukken.
 Druk op de toets A14 'Opslaan' om het proces te bevesti-
gen.
9 De upgrade of het tegoed wordt op het lasapparaat ge-
installeerd. De 7-segmentindicator rechts A12 toont de
voortgang van het installatieproces in de vorm van een
roterend lichtje.
De installatie wordt wellicht niet volledig uit-
i i
gevoerd als u de NFC-kaart te vroeg wegneemt
van het NFC-leesveld A43. In dat geval blijft het
lichtje roteren en wordt de NFC-kaart voor ge-
bruik op andere lasapparaten geblokkeerd.
 Houd de NFC-kaart nog eens bij het NFC-leesveld A43 om
het installatieproces te voltooien.
909.3049.9-03
NFC-functies
02.20