e. De muur waar de unit op geïnstalleerd zal worden (het liefst) een buitenmuur is zodat de condens
naar buiten kan worden afgevoerd. Zorg voor een geschikte condensafvoerleiding als dit niet
het geval is.
f. De luchtstroom bij een installatie op hoogte niet direct op mensen is gericht.
g. Het apparaat moet in een dergelijke positie worden geïnstalleerd dat het normale en buitengewone
onderhoud eenvoudig kunnen worden verricht en de toegang tot de ontluchtingsventielen, die
via het rooster aan de bovenkant aan de aansluitingzijde bereikt kunnen worden, niet wordt
verhinderd.
2.2 - INSTALLATIEMODUS
De volgende beschrijvingen van de verschillende montagestappen en de aanverwante tekeningen verwijzen
naar een machine met de aansluitingen links.
De beschrijvingen gelden ook voor de montage van machines met aansluitingen rechts.
In dit geval moeten de handelingen echter worden gespiegeld.
2.3 - OPENING VAN DE UNIT
2.3.a - Modellen met flap (Afb.3)
a. Draai de luchtuittredeflap voorzichtig 90°.
b. Draai de 4 bevestigingsschroeven los die in de afbeelding zijn aangegeven.
c. Laat de voorklep iets kantelen en hef hem op.
d. Koppel de connector display-bedieningskaart los.
2.3.b - Modellen met console
a. Draai de twee bevestigingsschroeven (11a) los en demonteer het rooster aan de bovenkant (11) (afb.21).
b. Open het klepje aan de linkerzijde (12) (afb.21a).
c. Draai de schroef (12a) los, verschuif het linker zijpaneel (13) iets naar links en hef het op (afb.21a).
d. Til het dekseltje (14a) op dat de schroef (14b) aan de rechterzijde van het apparaat afdekt (afb.21b).
c. Draai de schroef (14b) los, verschuif het rechter zijpaneel (14) iets naar links en hef het op (afb.21b).
2.4 - INSTALLATIE AAN MUUR OF VERTICAAL OP DE VLOER
Raadpleeg in het geval van de montage op de vloer met onderstukken de verschillende instructiebladen en
de specifieke handleiding die geleverd zijn voor de montage van de onderstukken.
a. Gebruik de geleverde boormal (afknippen over de stippellijnen) en geef op de muur de positie aan van
de twee bevestigingsbeugels (afb. 4).
b. Boor de gaten met een geschikte boorbeitel en breng de pluggen (T) aan, 2 per beugel (afb. 4).
c. Bevestig de twee beugels (S) (afb. 5). Draai de schroeven niet te strak aan zodat de beugels met een
waterpas kunnen worden afgesteld (afb. 6).
d. Draai de twee beugels (S) definitief vast door de vier schroeven volledig vast te draaien.
e. Controleer de stabiliteit van de beugels door ze met de hand omhoog en omlaag en naar links en naar
rechts te verplaatsen.
f. Monteer de unit. Controleer of de unit correct aan de beugels wordt gehaakt en stabiel is (afb. 7).
g. Raadpleeg de paragraaf "3.4 Configuratie" voor de configuratie van het elektronische gedeelte.
NL - 9
Bi2 Air TR