De alternatorcontrolefunctie gebruiken
DEEL 1
Geen spanning (schakel alle accessoires van het voertuig UIT): De batterij moet volledig zijn
opgeladen voordat de alternator wordt getest. Met deze test bij nullast kunt u controleren of de
alternator voldoende stroom kan leveren aan de batterij. Laat de motor lang genoeg draaien om een
normaal stationair toerental te bereiken en controleer of er een nullastspanning aanwezig is.
1. Stel de batterijlader in en sluit deze aan op de batterij volgens stappen 1,2,3 in de aansluitings- en oplaadinstructie.
2. Druk op de 'ALT TEST'-knop, het apparaat zal automatisch de controle starten.
3. Om aan te geven dat het apparaat de alternator analyseert, zal op het LCD-scherm het volgende gedurende ongeveer
10 seconden worden weergegeven
Het icoon 12 V en het icoon lege batterij
Als het apparaat detecteert dat de alternator goed is, zal
het volgende op het LCD-scherm worden weergegeven:
Het icoon 12 V, het icoon lege batterij
alternator
en het icoon GOOD branden.
worden op het scherm weergegeven en het icoon alternator knippert
GOED
, het icoon
Druk nogmaals op de alternatorcontroleknop om de test
te stoppen en terug te keren naar de stand-bymodus.
1
2
Als het apparaat detecteert dat de alternator buiten het
typische spanningsbereik valt, zal op het LCD-scherm het
volgende worden weergegeven:
Het icoon 12 V, het icoon lege batterij
alternator
branden, en het fouticoon knippert
3
32
SLECHT
, het icoon
.
.