Bosch GCL 25 Professional Notice Originale page 43

Naast externe invloeden kunnen ook toestelspecifieke in-
vloeden (zoals val of sterke stoten) leiden tot afwijkingen.
Controleer daarom de nivelleernauwkeurigheid, telkens
voordat u begint te werken.
Ligt de nauwkeurigheid van de horizontale puntstralen bin-
nen de maximaal toelaatbare afwijking, dan is hiermee ook
de nauwkeurigheid van de verticale puntstralen en de laser-
lijnen gecontroleerd.
Als het meetgereedschap bij een van de controles de maxi-
male afwijking overschrijdt, dient u het door een Bosch-klan-
tenservice te laten repareren.
Horizontale waterpasnauwkeurigheid van de lengteas
controleren
Voor de controle heeft u een vrij meettraject van 20 m op
een vaste ondergrond tussen twee muren A en B nodig.
– Monteer het meetgereedschap dicht bij muur A op de
houder (15) resp. een statief of plaats het op een stevige,
vlakke ondergrond. Schakel het meetgereedschap in en
kies de vijfpuntsfunctie met automatisch waterpassen.
A
20 m
– Richt de horizontale laserstraal die parallel aan de lengte-
as van het meetgereedschap loopt, op de nabijgelegen
muur A. Laat het meetgereedschap waterpassen. Mar-
keer het midden van de laserpunt op de muur (punt Ⅰ).
A
180°
– Draai het meetgereedschap 180°, laat het waterpassen
en markeer het midden van de punt van de laserstraal op
de tegenoverliggende muur B (punt Ⅱ).
– Plaats het meetgereedschap– zonder het te draaien –
dicht bij wand B, inschakelen en laat het zich nivelleren.
Bosch Power Tools
A
– Stel het meetgereedschap in hoogte zodanig af (met be-
hulp van het statief of zo nodig door er iets onder te plaat-
sen), dat het puntmidden van de laserstraal precies de
eerder gemarkeerde punt Ⅱ op muur B raakt.
A
d
B
– Draai het meetgereedschap 180°, zonder de hoogte te
wijzigen. Laat het waterpassen en markeer het puntmid-
den van de laserstraal op muur A (punt Ⅲ). Let erop dat
punt Ⅲ zo recht mogelijk boven resp. onder punt Ⅰ ligt.
– Het verschil d van de beide gemarkeerde punten Ⅰ en Ⅲ
op muur A geeft de werkelijke hoogteafwijking van het
meetgereedschap langs de lengteas aan.
Op het meettraject van 2 × 20 m = 40 m bedraagt de maxi-
maal toegestane afwijking:
40 m × ± 0,3 mm/m = ± 12 mm. Het verschil d tussen de
punten Ⅰ en Ⅲ mag dus maximaal 12 mm bedragen.
B
Horizontale waterpasnauwkeurigheid van de breedteas
controleren
Voor de controle hebt u een vrij meettraject van 20 m op een
vaste ondergrond voor een muur nodig.
– Monteer het meetgereedschap op een afstand van 20 m
van de muur op de houder (15) resp. een statief of plaats
het op een stevige, vlakke ondergrond. Schakel het meet-
gereedschap in en kies de vijfpuntsfunctie met automa-
tisch waterpassen.
Nederlands | 43
B
B
180°
1 609 92A 4HF | (20.08.2018)