voor stromen tot 200 mA danwel in de contactbus 10 A-bereik voor stro-
men vanaf 200 mA tot 10 A, van de BENNING MM 11.
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 11.
Zie fig. 4:
Zie fig. 5:
8.3. Weerstandsmeting
-
Kies met de draaiknop de gewenste instelling (Ω) van de
BENNING MM 11.
-
Kies zo nodig met de blauwe toets de functie LVΩ (gereduceerde meet-
spanning: 0,6 V).
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus van
de BENNING MM 11.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω, Hz, °C,
van de BENNING MM 11.
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 11.
8.4. Diodecontrole
-
Kies met de draaiknop de gewenste instelling (
BENNING MM 11
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus van
de BENNING MM 11.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω, Hz, °C,
van de BENNING MM 11.
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de aansluitpun-
ten van de diode en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 11.
-
Voor een normale, in stroomrichting gemonteerde SI-diode wordt een
stroomspanning tussen 0,400 V tot 0,900 V aangegeven. De aanduiding
"000" wijst op een kortsluiting in de diode, de aanduiding < 2 V geeft een
onderbreking in de diode aan.
-
Bij een in sperrichting gemonteerde diode wordt "OL" aangegeven. Bij een
defecte diode worden waarden < 2 V aangegeven.
Zie fig. 7:
8.5. Doorgangstest met akoestisch signaal.
-
Kies met de draaiknop de gewenste instelling (
BENNING MM 11.
-
Kies met de blauwe toets van de BENNING MM 11 de omschakeling
naar de doorgangstest (toets één keer indrukken)
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus van
de BENNING MM 11.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω, Hz, °C,
van de BENNING MM 11.
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten in
het circuit. Indien de weerstand in het circuit tussen de twee contactbussen
kleiner is dan 50 Ω, wordt een akoestisch signaal afgegeven.
Zie fig. 8:
8.6 Capaciteitsmeting
Voor capaciteitsmetingen dienen de condensatoren volledig
ontladen te zijn. Er mag nooit spanning gezet worden op de
contactbussen voor capaciteitsmeting. Het apparaat kan
daardoor beschadigd worden of defect raken. Een beschadigd
apparaat kan spanningsgevaar opleveren.
-
Kies met de draaiknop de gewenste instelling (
BENNING MM 11.
-
Stel de polariteit vast van de condensator en ontlaad de condensator.
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus van
de BENNING MM 11.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω, Hz, °C,
van de BENNING MM 11.
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren overeenkomstig de po-
lariteit aan de ontladen condensator en lees de gemeten waarde af in het
display van de BENNING MM 11.
Zie fig. 9:
03/ 2011
meten van gelijkstroom
meten van wisselstroom
diodecontrole
doorgangstest met zoemer.
capaciteitsmeting.
BENNING MM 11
) van de
) van de
) van de
116