INSTALLATIEVOORSCHRIFT
Geveldoorvoer met concentrische pijpen
Let op dat bij de geveldoorvoer eerst één meter pijp
verticaal gemonteerd moet worden.
• Bepaal de plaats van het toestel en van de plaats van de
geveldoorvoer.
• Maak op de plaats van de geveldoorvoer een gat van
Ø160 mm.
• Sluit nu één of meerdere concentrische pijpen verticaal
aan op de uitmonding van het toestel. Druk deze aan en
breng de klemband(en) aan. De blauwe rubber ring zorgt
voor voldoende afdichting van het verbrandingsgas
afvoersysteem.
• Plaats hierop de bocht en eventuele horizontale
concentrische pijpen en maak deze ook gasdicht.
• Sluit de geveldoorvoer aan op de bocht of horizontale
pijplengte en zorg dat deze ook gasdicht wordt afgesloten.
Dakdoorvoer met concentrische pijpen
Een dakdoorvoer kan op elk punt van het dak uitmonden,
eventueel met een versleping naar de nok. De
dakdoorvoer wordt afhankelijk van één van bovenstaande
mogelijkheden geleverd met een plakplaat voor een plat
dak of een universeel verstelbare pan voor een schuin dak.
• Bepaal de plaats van het toestel en van de plaats van de
dakdoorvoer.
• Maak op de plaats van de dakdoorvoer een gat van Ø160
mm.
• Sluit nu de concentrische pijpen verticaal aan op de
uitmonding van het toestel. Druk deze aan en breng de
klemband aan. De blauwe rubber ring zorgt voor
voldoende afdichting van het verbrandingsgas
afvoersysteem.
• Bepaal de lengte van de benodigde pijpen en zorg ervoor
dat de plakplaat of de universele pan goed aansluit op het
dak.
• Zaag de buitenpijp af op de juiste lengte.
• Sluit de dakdoorvoer aan op de concentrische pijpen.
Let op: u kunt ook eerst de concentrische pijpen
aanbrengen alvorens het toestel te plaatsen. U
dient dan de aansluiting op de uitmonding van het
toestel te maken met een inkortbare pijp.
Bestaande schoorsteen
Het is ook mogelijk om de het toestel op een bestaande
schoorsteen aan te sluiten. Hiervoor wordt door DRU een
speciale schoorsteen aansluitset geleverd. Daarin vindt u
ook een installatievoorschrift voor deze aansluitset.
Bij aansluiting op een bestaande schoorsteen moeten
gelden de volgende punten:
• De schoorsteen moet minimaal ø 150mm zijn.
• De totale lengte mag niet meer zijn dan 10 m en niet
meer dan 4 m horizontaal.
• De schoorsteen dient voor de installatie goed gereinigd te
worden.
Restrictieschuif
Om een goede werking van het toestel te waarborgen
dient men de restrictieschuif zo in te stellen, dat het
toestel optimaal wordt afgesteld op het klantspecifieke
pijpensysteem.
De restrictieschuif wordt los meegeleverd en moet in het
toestel worden geplaatst zoals aangegeven in fig. 7. Na het
afstellen kan de restrictieschuif vastgezet worden met de
inbusbout.
Instellen restrictie:
• Als de berekende totale lengte van het pijpensysteem 1-12
meter bedraagt (plaatje 1, 2 & 3).
Restrictieschuif op 40 mm.
Schuif de restrictieschuif in totdat deze niet verder kan, de
opening is dan automatisch 40 mm.
• Als er wordt aangesloten met 1-1,5 meter pijp vertikaal,
een 90° bocht en een muurdoorvoer.
Geen restrictieschuif.
• Als er wordt aangesloten met 1-1,5 meter vertikaal, een
90° bocht en 1-4 meter horizontaal als in plaatje 4.
Geen restrictieschuif.
In figuur 3 is geïllustreerd hoe de totale lengten moeten
worden berekend.
Aansluiting van de gastoevoer
Het toestel wordt standaard geleverd met een 40 cm lange
flexibele RVS gasaansluiting met nippel G3/8" om een
snelle en eenvoudige installatie mogelijk te maken. Gebruik
in de toevoerleiding een gekeurde aansluitkraan met
koppeling (voor België moet deze B.G.V. gekeurd zijn).
Verder geldt:
• Ontlucht de toevoerleiding voordat het toestel wordt
vastgekoppeld.
• De bedieningskraan mag niet verdraaid worden bij het
aansluiten aan de gastoevoerleiding.
• Vermijd spanningen op de bedieningskraan en leidingen.
• Controleer de aansluitingen op gasdichtheid.
4
fig. 7