verder komt dan slechts één meter, ondanks dat de
circulatiepomp draait, is dit een teken dat er lucht in
het systeem zit.
Ontluchten:
Zorg ervoor dat de ketel in bedrijf is. Zet de circula-
tiepomp uit. Draai eerst de ontluchtingsnippels open
(zie instructieboekje van de wagen om te zien waar ze
zitten). Laat ze open staan tot er water uit de nippels
komt. Start daarna de circulatiepomp en laat deze een
poosje draaien. Controleer of de leidingen en de radia-
toren in de hele wagen warm worden.
Als het ontluchten moeilijk gaat, kan men op
de volgende manier te werk gaan:
Zet de circulatiepomp uit. Krik de wagen aan de ach-
terzijde op, of zet de wagen op een helling (zie fig. 8).
Laat de wagen zo enige tijd staan, zodat de lucht naar
boven kan komen. Draai de ontluchtingsnippel die
op het hoogste punt zit los en houdt deze open tot-
dat alle lucht naar buiten is gekomen. Krik daarna de
wagen aan de voorkant op en herhaal bovenstaande
procedure (zie fig. 9). Zet de auto weer horizontaal
en start de circulatiepomp. Als de toevoerleiding en
de retourleiding ongeveer even warm zijn, is de lucht
uit het systeem verdwenen. Bij het ontluchten van
het systeem in caravans kunnen het steunwiel en de
steunpoten worden gebruikt om de wagen omhoog en
omlaag te krijgen.
Na het bijvullen van het systeem kunnen er ook kleine
luchtbelletjes ontstaan. Stop de circulatiepomp een
aantal seconden, zodat de luchtbelletjes kunnen
ontsnappen.
Fig 8 9
A.
Ontluchtingsnippel
B.
Lucht
6.
wETENSwAArDIGHEDEN OvEr
vLOEI BAAr GAS
Vloeibaar gas is een petroleumproduct dat officiëel
"Liquified Petroleum Gas" wordt genoemd. Dit gas be-
staat voor het grootste gedeelte uit butaan en propaan.
Propaan heeft het voordeel dat het vergast tot -40
°C, terwijl butaan slecht werkt onder 10 °C. Daarom
wordt bijna uitsluitend propaan als gas gebruikt. In de
gasfles is het in vloeibare- en gasvorm verkrijgbaar.
Als de gasfles wordt gevuld veranderd het gas door
de compressie in vloeibaar gas. Als de gasfles wordt
opengedraaid, wordt het vloeibare gas weer omgezet
tot gewoon gas.
Als vloeibaar gas verbrandt, komt er alleen CO
waterdamp vrij, net als de lucht die wijzelf uitademen.
Om een goede volledige verbranding te krijgen moet
er worden gezorgd voor een goede luchttoevoer.
Vloeibaar gas is milieuvriendelijk en geeft geen roet-
vorming bij volledige verbranding. Het kan in gasfles-
sen worden bewaard voor onbepaalde tijd, zonder dat
de kwaliteit verslechterd.
Er bevinden zich in het gas geen giftige bestands-
delen. Daarentegen kan het inademen ervan een
verdovende werking hebben, en ademnood en verstik-
kingssymptomen tot gevolg hebben. Deze symptomen
verdwijnen snel als gewone lucht of zuurstofgas wordt
ingeademd.
Het risico bestaat dat lekkend gas ontsteekt, met een
explosie als gevolg. Aangezien vloeibaar gas gifvrij is,
is er een reukstof aan het gas toegevoegd, die een
duidelijke doordringende lucht afgeeft, zelfs als de
gelekte gasconcentratie slechts een vijfde gedeelte
bedraagt van de hoeveelheid die als de laagste explo-
siegrens wordt beschouwd.
De brander werkt meestal met een lagere druk dan de
druk die zich in de gasfles bevindt. De meest normale
druk is de lage druk (max 5 kPa). Deze lage druk
wordt verkregen doordat het gas een reduceerventiel
moet passeren. Apparaten die met lage druk werken
zijn meestal geruislozer dan apparaten die een hogere
werkdruk nodig hebben.
7.
STOrINGSSCHEMA
Onderstaand schema kan hulp bieden bij het opsporen
van storingen in de installatie.
Er is een ontstekingsvonk maar de ketel start
niet
1.
Is het gas op?
2.
Staat de hoofdkraan helemaal open?
3.
Als de ketel lange tijd niet heeft gebrand of als de
gasfles is verwisseld kan het langer dan normaal
duren voordat de brander ontsteekt.
4.
De thermostaatknop moet helemaal worden inge-
drukt als de ketel wordt gestart.
5.
Als de storing nog niet is verholpen, neem dan
contact op met de servicewerkplaats.
Er komt geen vonk
1.
Controleer of er 12 volt stroom op de installatie is
aangesloten.
2.
Controleer of de zekering heel is.
3.
Controleer of het controlelampje voor de ontsteking
knippert.
4.
Verwijder de onderste frontplaat. Controleer of de
kabels van de ontstekingstransformator (een klein
zwart kastje, precies boven de bedieningskast) en
kijk of de microschakelaar (onder de thermostaat)
goed vast zit en of er soms roest of aanslag op de
contactstekkertjes zit.
5.
Als de storing nog niet is verholpen, neem dan
contact op met de servicewerkplaats.
De ketel ontsteekt, maar gaat meteen weer uit
en
als de thermostaat wordt losgelaten
2
1.
Herhaal de ontstekingsprocedure zoals beschreven
in hoofdstuk 2:2 (wacht eerst drie minuten voordat
U de ketel opnieuw aansteekt). Zorg ervoor dat U
de thermostaatknop helemaal indrukt en houd deze
vast gedurende 20-30 seconden nadat het controle-
lampje uit is gegaan.
25