SecuMotion wordt aan ingangs-
zijde via de buitenschroefdraad
M20 x 1,5 (G.13) en aan uit-
gangszijde via een snijring-
schroefverbinding (8 mm of
10 mm) aangesloten.
De nominale uitgangsdruk van
30 mbar moet overeenstemmen
met de werkdruk van alle in het
voertuig ingebouwde toestellen.
Vervangen van de
gasdrukregelaar
Een aanwezige SecuMotion moet
altijd worden vervangen door een
SecuMotion met dezelfde karak-
teristieke waarden. De gasinstal-
latie mag daarbij niet worden ver-
anderd, b.v. door uitbreiding met
een extra verwarmingstoestel.
Veranderingen aan de
gasinstallatie
Mocht een uitbreiding met een
gasverbruiker of een andere om-
bouw van de gasinstallatie nood-
zakelijk zijn, dan moet het correct
functioneren van de SecuMotion
absoluut verder gewaarborgd
zijn (zie „Functiecontrole gasstro-
mingsbewaking (GSW)").
Inbouw en aansluiting
van de regelaar
De regelaarinstallatie moet zoda-
nig worden gemonteerd dat de
ingang van de regelaar zich mi-
nimaal ter hoogte van de klep
op de fles bevindt.
Montage boven de klepp
op de flessen bemoeilijkt
het binnendringen van gas in
vloeistoffase in de lagedrukzone,
vooral tijdens het rijden. Het
gebruik van gasbuizen Ø 10 mm
verbetert de functie-eigenschappen
van alle aangesloten toestellen.
De regelaar bij gebruik in de
buitenlucht bijvoorbeeld door het
gebruik van een beschermkap be-
schermen tegen weersinvloeden.
• Hogedrukslang (alleen
met slangbreukbeveiliging
(SBS)!) op de regelaaringang
vastschroeven, evt. haakse
schroefverbinding (a) gebrui-
ken (zie „Toebehoren").
a
35