Rijd op hellingen altijd in de lengterichting. Bij het
dwars rijden is er meer kans op kantelen.
Wijzig bij ritten op hellingen niet abrupt de snelheid of
de richting. Voor het maaien onder zulke omstandig-
heden dient de zitmaaier voorzichtig, rustig en gelijk-
matig te worden bediend.
Verander op hellingen niet van richting. Keer op hel-
lingen alleen wanneer dit onvermijdelijk is; rijd indien
mogelijk langzaam en in brede bogen bergafwaarts.
Maai geen nat gras, vooral niet op hellingen, om-
dat de wielen op nat gras minder grip hebben. De
zitmaaier kan dan wegglijden en is niet meer onder
controle te houden.
Bij het rijden op hellingen mag de transmissie niet via
de vrijloop van de transmissie worden ontgrendeld.
Wees bij het bedienen van combimachines uiterst
voorzichtig (andere gewichtsverdeling op de machi-
ne).
Wanneer de wielen doorschieten of wanneer het
voertuig bij het rijden op een helling bergopwaarts
blijft steken, moet het maaimes of het combi-appa-
raat worden uitgeschakeld. Verlaat vervolgens de
helling door langzaam recht bergafwaarts naar be-
neden te rijden.
Probeer de zitmaaier nooit te stabiliseren door een
voet op de grond te zetten.
Het gewicht van de grasopvangbox verhoogt de kans
op kantelen, vooral als de box vol is.
De grasopvangbox nooit op een schuine ondergrond
ledigen of optillen.
Stoppen en uitschakelen:
De zitmaaier mag uitsluitend op een vlakke onder-
grond worden uitgeschakeld.
Controleer of de zitmaaier volledig stil staat voordat u
van de zitmaaier af stapt.
Houd rekening met de uitloop van het snijgereed-
schap. Het duurt enkele seconden voordat het snij-
gereedschap helemaal tot stilstand is gekomen.
Vóór het verlaten van de bestuurdersstoel het maai-
mes of de aandrijving naar de combi-apparaten uit-
schakelen, het maaiwerk en alle combi-apparaten la-
ten zakken, alle stuurhendels in de neutrale standen
zetten, de handrem aantrekken, de verbrandingsmo-
tor uitschakelen en de contactsleutel eruit trekken.
Bewaar de contactsleutel zodanig dat uitsluitend be-
voegde personen er toegang toe hebben.
128 | NL
www.scheppach.com service@scheppach.com +(49)-08223-4002-99 +(49)-08223-4002-58
Aanwijzing voor maaien:
• Let op vaste voorwerpen. De grasmaaier kan be-
schadigd raken of er kan letsel ontstaan.
• Een hete motor, uitlaat of aandrijving kan verbran-
dingen veroorzaken. Dus niet aanraken.
• Maai alleen bij voldoende licht.
• Controleer de maaier, het mes en de andere delen,
die tegen een vreemd voorwerp zijn gelopen of in-
dien het apparaat sterker trilt dan normaal.
• Breng geen wijzigingen aan de instellingen aan en
voer geen reparaties uit voordat de motor is uitge-
schakeld. Verwijder de bougiestekker (Afb. 33).
• Let op het wegverkeer in de buurt van een weg of
op de weg. Houd het uitgeworpen gras uit de buurt
van de weg.
• Vermijd plaatsen waarbij de wielen niet meer grij-
pen of het maaien niet stabiel is.
• Controleer voor een achterwaartse beweging of er
geen kleine kinderen achter u staan.
• In dicht, hoog gras moet u het hoogste snijniveau
instellen en langzamer maaien.
• Voor het verwijderen van het gras of overige ver-
stoppingen, moet u de motor uitschakelen en de
voedingskabel verwijderen.
• Verwijder nooit delen die voor de veiligheid dienen.
• Vul nooit benzine bij als de motor nog heet is of
loopt
Het maaien
Alleen met scherpe, optimale messen maaien, zodat
de grashalmen niet scheuren en het gras niet geel
wordt.
Om een net snijbeeld te bereiken moet de grasmaai-
er in zo recht mogelijke banen worden geleid. Hierbij
moeten deze banen altijd enkele centimeters overlap-
pen zodat er geen stroken overblijven.
De onderzijde van de grasmaaier moet schoon wor-
den gehouden en grasafzettingen moeten absoluut
worden verwijderd. Afzettingen verzwaren het star-
ten, beïnvloeden de snijkwaliteit en het uitwerpen van
het gras. Op hellingen moet de snijbaan dwars op
de helling worden gemaakt. Het wegglijden van de
grasmaaier wordt door de schuine stand naar boven
voorkomen. Selecteer de snijhoogte, afhankelijk van
de werkelijk graslengte. Voer meerdere passages uit,
zodat er maximaal 4 cm gras in één keer wordt afge-
haald.
De motor uitschakelen voordat er controles van de
messen worden uitgevoerd. Denk eraan dat het mes
na het uitschakelen van de motor nog enkele secon-
den doordraait. Probeer nooit om het mes te stoppen.
Controleer regelmatig of het mes correct is beves-
tigd, in goede staat is en goed is geslepen. Slijp of
vervang het mes als dit niet het geval is. Indien het
bewegende mes op een voorwerp slaat, de gras-
maaier stoppen en wachten totdat het mes volledig
stil staat. Controleer vervolgens de toestand van het
mes en de meshouder. Indien deze is beschadigd,
moet deze worden vervangen.