8. Op de motor rijden
Inrijden
De eerste 1.000 km volgt u de onderstaande instructies om u te verzekeren van de betrouwbaarheid en de
prestaties van uw scooter.
Vermijd starten met vol gas en snel optrekken.
Vermijd plots remmen.
Rijd voorzichtig.
Gasklepregeling
Om te versnellen, opent u het gaspedaal geleidelijk ○,
Om af te remmen, sluit u de gashendel ○,
Wegrijden
Zorg dat de zijstandaard / hoofdstandaard omhoog staat.
Zorg dat de omgeving vrij is.
Open de gashendel geleidelijk om weg te rijden.
WAARSCHUWING:
• De gashendel altijd voorzichtig openen, vooral als u niet vertrouwd bent met de motorfiets.
• Nieuwe banden kunnen glad zijn en kunnen leiden tot verlies van controle over de motorfiets. U
moet tijdens de inrijperiode een normale weghechting van de banden krijgen.
Remmen
Het volledig sluiten van de gashendel helpt de motorfiets geleidelijk vaart te minderen.
Bij het stoppen altijd beide remmen tegelijk bedienen. Over het algemeen moet de voorrem iets meer
worden aangetrokken dan de achterrem.
De remmen nooit blokkeren, anders zullen de banden slippen. Verminder vaart voordat u een bocht
neemt.
Zelfs als de motorfiets een ABS-systeem heeft kan remmen in de bocht leiden tot slippen. Het is beter
om niet te hard te remmen bij het nemen van bochten.
Voor noodstops is het belangrijk de remmen zo hard mogelijk in te drukken.
.
B
Achterwiel
○
,B
.
A
79
○
,A
Voorwiel