Timerfunctie
De timerfunctie helpt bijv. wanneer bewegingen van het
meetgereedschap tijdens de meting moeten worden verhin-
derd.
Houd voor de timerfunctie de toets (6) ingedrukt tot op het
display de aanduiding verschijnt.
In de meetwaarderegel (a) verschijnt de tijdsduur vanaf het
activeren tot aan de meting. De tijdsduur kan door indrukken
van de plustoets (11) of mintoets (5) tussen 1 s en 60 s
worden ingesteld.
De meting vindt automatisch plaats na het ver-
strijken van de ingestelde tijdsduur.
De timerfunctie kan ook bij afstandsmetingen
binnen andere meetfuncties (bijv. oppervlakte-
meting) worden gebruikt. Het optellen en aftrekken van
meetresultaten evenals continumeting zijn niet mogelijk.
Lijst van de laatste meetwaarden
Het meetgereedschap slaat de laatste 20 meetwaarden en
de bijbehorende berekeningen op en toont deze in omge-
keerde volgorde (de laatste meetwaarde eerst).
Druk voor het opvragen van de opgeslagen me-
tingen op de toets (7). Op het display ver-
schijnt het resultaat van de laatste meting,
daarbij de indicator voor de meetwaardenlijst
(e) en met geheugenplaats voor het nummeren
van de weergegeven metingen.
Als er bij het opnieuw indrukken van de toets (7) geen ver-
dere metingen zijn opgeslagen, dan gaat het meetgereed-
schap terug naar de laatste meetfunctie. Als u de meetwaar-
denlijst wilt verlaten, drukt u op een van de toetsen voor
meetfuncties.
Om de actueel weergegeven lengtemeetwaarde permanent
als constante op te slaan, houdt u de toets Meetwaardenlijst
(7) ingedrukt tot op het display „CST" verschijnt. Een meet-
waardevermelding in de lijst kan niet achteraf als constante
worden opgeslagen.
Om een lengtemeetwaarde in een meetfunctie (bijv. opper-
vlaktemeting) te gebruiken, drukt u op de toets Meetwaar-
denlijst (7), kiest de gewenste vermelding en bevestigt door
drukken op de toets Resultaat (6).
Meetwaarden wissen
Door het kort indrukken van de toets (8) kunt u in alle meet-
functies de laatst bepaalde afzonderlijke meetwaarde wis-
sen. Door meerdere keren kort op de toets te drukken wor-
den de afzonderlijke meetwaarden in omgekeerde volgorde
gewist.
Om de actueel weergegeven meetwaardevermelding in de
lijst te wissen, drukt u kort op de toets (8). Om de gehele
meetwaardenlijst en de constante „CST" te wissen, houdt u
de toets Meetwaardenlijst (7) ingedrukt en drukt u tegelij-
kertijd kort op de toets (8).
In de functie muuroppervlaktemeting wordt bij de eerste
keer kort indrukken van de toets (8) de laatste afzonderlijke
meetwaarde gewist, bij de tweede keer indrukken alle leng-
tes B
, bij de derde keer indrukken de ruimtehoogte A.
X
Bosch Power Tools
Meetwaarden optellen
Om meetwaarden op te tellen, voert u eerst een willekeurige
meting uit of kiest een vermelding in de meetwaardenlijst.
Druk daarna op de plustoets (11). Op het display verschijnt
ter bevestiging „+". Voer vervolgens een tweede meting uit
of kies nog een vermelding in de meetwaardenlijst.
Druk voor het opvragen van de som van beide
metingen op de resultaattoets (6). De bereke-
ning verschijnt in de meetwaarderegels (a), de
som staat in de resultaatregel (c).
Na berekening van de som kunnen bij dit resultaat verdere
meetwaarden of vermeldingen in de meetwaardenlijst wor-
den opgeteld, wanneer telkens vóór de meting op de plus-
toets (11) wordt gedrukt. Het optellen wordt beëindigd door
op de resultaattoets (6) te drukken.
Aanwijzingen bij het optellen:
– Lengte-, oppervlakte- en volumewaarden kunnen niet ge-
mengd bij elkaar worden opgeteld. Als bijv. een lengte- en
oppervlaktewaarde worden opgeteld, dan verschijnt bij
het indrukken van de resultaattoets (6) kort „ERROR" op
het display. Vervolgens keert het meetgereedschap terug
naar de meetfunctie die het laatst actief was.
– Er wordt telkens het resultaat van een meting (bijv. volu-
mewaarde) opgeteld, bij continumetingen de in de resul-
taatregel (c) weergegeven meetwaarde. Het optellen van
afzonderlijke meetwaarden uit de meetwaarderegels (a)
is niet mogelijk.
Meetwaarden aftrekken
Voor het aftrekken van meetwaarden drukt u
op de mintoets (5), op het display verschijnt
ter bevestiging „–". De verdere werkwijze is
hetzelfde als bij „Meetwaarden optellen".
Aanwijzingen voor werkzaamheden
Algemene aanwijzingen
De ontvangstlens (17) en de uitgang van de laserstraal (16)
mogen bij een meting niet afgedekt zijn.
Het meetgereedschap mag tijdens een meting niet bewogen
worden (met uitzondering van de functies continumeting en
hellingmeting). Leg daarom het meetgereedschap indien
mogelijk tegen een vast aanslag- of oplegvlak.
Invloeden op het meetbereik
Het meetbereik hangt van de lichtomstandigheden en de re-
flectie-eigenschappen van het doelvlak af. Gebruik voor een
betere zichtbaarheid van de laserstraal bij werkzaamheden
buiten en bij fel zonlicht de laserbril (28) (accessoire) en het
laserrichtbord (29) (accessoire) of beschaduw het doelvlak.
Invloeden op het meetresultaat
Vanwege bepaalde eigenschappen van materialen kunnen
bij metingen op sommige oppervlakken foute metingen niet
worden uitgesloten. Daartoe behoren:
– transparante oppervlakken (bijv. glas, water)
– spiegelende oppervlakken (bijv. gepolijst metaal, glas)
– poreuze oppervlakken (bijv. isolatiemateriaal)
Nederlands | 79
1 609 92A 55A | (05.08.2019)